(amalgameerende talen is een verouderde naam). Terwijl Max Müller het er nog voor hield, dat er geen eigenlijke m. waren, heeft Hugo Schuchardt sedertdien bewezen, dat zoo goed als alle talen m. zijn, en dat de taalvermenging en de taalverwantschap slechts in graad van elkander verschillen. Alleen wilde Antoine Meillet deze taalvermenging tot de leenwoorden beperken, en is hij tot het eind van zijn leven alle morphologische menginvloeden blijven ontkennen.
De onderzoekingen echter van Meillet’s eigen leerlingen hebben in de laatste jaren verschillende onafwijsbare voorbeelden van morphologische taalvermenging aan het licht gebracht. Natuurlijk ontleent men woorden en termen gemakkelijker dan afleidingselementen en vervoegings- of verbuigingsvormen en regels, maar dit komt ten slotte bij een langdurig contact tusschen twee talen altijd en overal voor. Denk bijv. aan de Ned. woorden met Fransche, Latijnsche, of Grieksche voor- en achtervoegsels, als: zangster, lezeres, blindeeren, tuigage, studentikoos, hernieuwen, enz.
Het aan Duitschland ontleende achtervoegsel -isch in Indisch, nieuw-modisch spreekt misschien nog duidelijker. En verder heeft het Westvlaamsche dialect een accusativus van het mannelijk en vrouwelijk betrekkelijk voornaamwoord die aan het Fransch ontleend, door het Fransche q u e tegenover q u i in d a t te vertalen (bijvoorbeeld in zinnen : De man, dat ik zag, tegenover: De man, die mij zag), enz. De meervouds-s in het Nederlandsch is slechts voor een klein deel Germaansch en voor het grootste deel: Fransch-Romaansch.
Hieruit rijst nu echter pas de mogelijkheid, om met Schuchardt de taalvermenging slechts in graad te doen verschillen van taalverwantschap. Zoo is bijv. het Engelsch zeker verwant met het Nederlandsch en Friesch, maar volgens de oudere theorie sinds de Normandische overheersching slechts gemengd met het Fransch.
Schuchardt zegt: Neen, het is ook met het Fransch verwant, maar slechts in minderen graad, dan met het Nederlandsch en Friesch.
Immers de aan het Fransch ontleende elementen en vormen spelen een evidente en vaak beslissende rol in de Fransch-Romaansche taalgeschiedenis. Zoo is het ook met het Middeleeuwsch Latijn en Italiaansch in het Albaneesch. Zoo stammen bijv. het Hittietisch en het Grieksch niet slechts van het Indogermaansch, maar blijkens hun woordenschat en vele on-Indogermaansche vormen tevens van een Klein-Aziatische taal af.
Zoo stamt het Armenisch zeker zoowel van het Indogermaansch als van een Kaukasische Kharthwel-taal af. Zie → Genealogische verwantschap. Jac.v.Ginneken.