1° De voornaamste vertegenwoordiger van de Nieuwe Attische Comedie. * Ca. 343 v. Chr., ♱ 291 v. Chr.
Vriend van Theophrastus (en Epicurus?), zeer gehecht aan zijn vaderstad, bewoonde met ➝ Glycera een weelderige villa in den Piraeus. Ondanks zijn ruim honderd stukken werd hij slechts achtmaal bekroond; des te hooger werd hij geschat in de volgende eeuwen. Hij behandelt o.a. het Adelphi-motief (twee broeders, waarvan de een zijn zoon te weekelijk, de ander te streng opvoedt), ons bekend door Terentius’ nawerking in zijn Adelphi.
Trouwens tot 1907 toe was M. alleen bekend door de Latijnsche bewerkingen van Terentius en Plautus; in dat jaar brachten papyri omvangrijke stukken van vsch. zijner comedies (o.m. Epitrepontes = Het scheidsgerecht) aan het licht en deden de fijnheid zijner kunst nog meer dan vroeger bewonderen.Uitg.: Menandri Reliquiae (uitg. C. Jensen, 1929); Menander, Das Schiedsgericht (door U. von Wilamowitz, 1925).
2° Oud-Grieksch rhetor uit de 3e eeuw na Chr., eigenlijk een gehelleniseerde Syriër; onder zijn naam zijn twee verhandelingen over de epideiktische welsprekendheid bewaard.