(Lat.) = beter is de staat (toestand) van den bezitter, d.w.z.: zoolang er twijfel bestaat, wie de eigenaar eener zaak is, dient de feitelijke bezitter der zaak als eigenaar te worden aangemerkt. Dit beginsel is, eenigszins anders geformuleerd, een rechtsregel van het Rom. recht (regula iuris 128, D. 50, 17; vgl. D. 6,2,9, §4), overgenomen door het Canoniek recht en ook in de hedendaagsche rechtsstelsels algemeen erkend.
In de Kath. moraaltheologie wordt deze regel eveneens toegepast, ook buiten het terrein van het eigenlijke zakenrecht en zoowel wat het gewetensals het rechtsgebied betreft; zij het dan ook met de belangrijke beperking, dat de bezitter doorloopend te goeder trouw dient te zijn. Schweigman.