Baron, Zuid-Ned. staatsman tijdens koning Willem I. * 14 Febr. 1767 te Mechelen, ♱ 18 Jan. 1836 te Den Haag. Was aanvankelijk werkzaam in rechterlijke functies, vóór de verovering van de Z.
Nederlanden door de Franschen (1794) te Mechelen, gedurende den Franschen tijd (17941814) te Weenen. Na den val van Napoleon keerde G. terug en bekleedde m het Vereenigd Koninkrijk van Willem I het ambt van directeur-generaal van het departement van R.C.
Eeredienst (l815-’26). Daarna had hij zitting in de Eerste Kamer (tot Oct. 1830).
Na de scheiding van 1830 bleef hij wonen in Den Haag. Als leider van het departement van R.C.
Eeredienst heeft G. sterken invloed uitgeoefend op het regeeringsbeleid in zake onderwijs en kloosterwezen (als is die invloed niet steeds beslissend geweest), met name bij de oprichting van het → Collegium Philosophicum. G. staat bekend als overtuigd aanhanger van het → „Josephisme”.
In de waardeering van zijn persoon en intenties zijn de laatste jaren belangrijke nuanceeringen te bemerken.Lit.: o.a. Witlox, De Kath. Staatspartij (I 1919); Stokman, De religieuzen en de onderwijspolitiek der regeering in het Vereenigd Koninkrijk der Nederlanden (1935). Verberne.