(Mageddo), bijbelsche naam van een oude Cananeesche vesting. Ze lag aan den N. rand van het Karmelgebergte, en beheerschte met Taanach in het Z. en Beisan in het W. de geheele vlakte van Esdrelon, dus den grooten weg van Egypte naar Syrië en Babylonië. M. speelt dan ook reeds vroegtijdig een rol in de Egypt. geschiedenis.
Het werd veroverd door Thoetmosis III op de eerste van zijn zeventien expedities naar Syrië (1479 v. Chr.); een verslag van dezen veldtocht staat op de tempelmuren van Karnak gebeiteld. De in Palestina binnendringende Israëlieten konden M., evenals de andere vestingen van de Esdrelon-vlakte, niet veroveren (Jos. 17.11-13; Jud. 1.27).
Eerst Salomon kwam in het bezit van de stad, die hij tot hoofdplaats van een der twaalf gouwen maakte (3 Reg.4.12) en belangrijk versterkte (3 Reg.9.16). Ook pharao Sjesjonk, in de Vulgaat Sesac genaamd, vermeldt M. onder zijn veroveringen (926 v. Chr.).
Blijvend is dit bezit echter niet geweest. In M. stierf de koning van Juda Ochozias, toen hij voor Jehu gevlucht was (4 Reg. 9.27), en vond Josias zijn einde, nadat hij in de vlakte van M. door pharao Necho verslagen was (4 Reg. 23.29-30).De Romeinen vestigden zich in de onmiddellijke nabijheid van de oude vesting, en noemden het bolwerk Legio, een naam, die in het tegenw. gehucht el-Ledzj-dzjoen voortleeft. Nu Tell el-Moetesellim; zie aldaar ook de literatuur.
Of M. hetzelfde is als Armageddon, de berg van M., uit de Apocalyps (16.16), is onzeker. Hippolytus, de oudste verklaarder van deze plaats, zoekt Armageddon in het dal van Josaphat, Hieronymus op den Tabor.
A. v. d. Born.