zijn inrichtingen tot het permanent meten van de afvoeren in open kanalen. Zij worden zeer veel toegepast bij irrigatieleidingen in Indië; hiertoe wordt in de betreffende leiding een verticale wand van metselwerk of beton opgericht, loodrecht op de stroomrichting, met aan de bovenzijde een afstroomingsopening, welke opening bij het m. van Cipoletti een trapeziumvorm heeft en bij het m. van Thomson een rechthoekigen driehoeksvorm. Het laatst genoemde type wordt slechts gebruikt voor de meting van zeer kleine afvoeren.
Een m. werkt alzoo als stuw, waarbij dan de opening tot overlaat dient; door nu de waterhoogte in de opening te meten, kan men, met gebruikmaking van de hierop betrekking hebbende formules en graphieken, op eenvoudige wijze den afvoer bepalen. De afmetingen van de opening moeten zoodanig zijn, dat te allen tijde de waterstand benedenstrooms van het m. lager is dan de onderrand der opening, aangezien anders de overlaat onvolkomen is en de meting onnauwkeurig wordt.
P. Bongaerts.