is een zgn. natuurasphalt, dat, in tegenstelling met de door distillatie van aardolie verkregen petroleum-asphalt, geheel voor het gebruik gereed in de natuur voorkomt. Het heeft zich in terreininzinkingen op de aardoppervlakte afgezet en aldus, verontreinigd met water, minerale en plantaardige stoffen, asphaltmeren gevormd. Het m. onderscheidt zich van andere natuurasphalten, bestaande uit minerale lagen van asphalt en kalkgesteenten, door het hooge bitumengehalte van ongeveer 40%.
Verreweg het grootste asphaltmeer is dat van Trinidad met een opp. van ruim 46 ha en in het midden ong. 40 m diep; de nog aanwezige hoeveelheid is geschat op 10 à 16 millioen ton, terwijl er nog voortdurend nieuw toegevoerd wordt. Nadat door verhitting het water uit het asphalt verdreven is, wordt het als „Trinidad épuré” in den handel gebracht. Voor het gebruik als verhardingsmateriaal wordt het gewoonlijk gemengd met een zwaar petroleumdistillaat of petroleumrésidu om het zachter te maken.
P. Bongaerts.