Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Max Reger

betekenis & definitie

Componist. * 19 Maart 1873 te Brand (Beieren), † 11 Mei 1916 te Leipzig. Leerling o.a. van Hugo Riemann.

R. ging in 1901 naar München en in 1907 naar Leipzig, waar hij als leeraar voor compositie aan het Conservatorium werkte. Terwijl hij reeds als pianist en organist een grooten naam had, werd hij in 1911 dirigent van de beroemde Meininger Hofkapelle, waarmee hij talrijke concertreizen maakte.

Ook, nadat hij in 1914 wegens een hartkwaal uit zijn functies ontslag genomen had, bleef hij intensief doorcomponeeren. R. is van een voor zijn tijd ongekende productiviteit geweest; behalve op het gebied van de opera en het oratorium heeft hij voor alle denkbare muzikale vormen en bezettingen gecomponeerd.

Zijn stijl is voortgekomen uit dien van Brahms en Bach, doch ook Wagner, Strauss en zelfs Debussy zijn hem niet vreemd gebleven. De voor zijn muziek karakteristieke techniek is die van het contrapunt, de door hem bij voorkeur gebruikte vormen zijn de driedeelige liedvorm, de variatievorm en de fuga.

Zijn harmonische schrijfwijze is dikwijls overladen en door de voortdurende chromatiek en de en harmonische verwisselingen vermoeiend. Zijn werk is bovendien zeer ongelijk van waarde; naast ingevingen van de hoogste kwaliteit komen stukken van triviaal sentiment voor, vooral onder zijn liederen.Werken (beknopt overzicht): voor orgel Suite op. 16, Fantasie Ein’ feste Burg, Fant. und Fuge B.A.C.H. Talrijke kleinere stukken; voor piano: Bach-variaties, Aus meinem Tagebuche, Sonatinen op. 84, Praeludien und Fugen op. 94; voor 2 piano’s: Beethoven-variaties; kamermuziek; orkestwerken: Sinfonietta op. 90, Serenade op. 95; Romantische Suite op. 125, Mozart-variaties op. 132; liederen, koorwerken, o.a. Psalm 100, Die Nonnen.

Lit.: M. Lindner, M. R. (1922); G. Bagier, M. R. (1923); S. Kallenberg, M.

R. (1930); Fr. Stein, M. R. (uitvoerig, in voorbereiding). Reeser.

< >