Zoo noemt men de vierde kardinale deugd (sommigen zeggen: gematigdheid), die nl. het streefvermogen regelt en beteugelt aangaande de meest prikkelende genietingen (S. Thomas, Summa Theol. II II q. 141 ss.), den smaak in voedsel en drank en den geslachtslust; op de tweede plaats tempert de m. de neiging naar eer en roem, naar kennis, naar bevalligheid, zoodat niet slechts een matig gebruik van spijs en drank en het onderhouden der kuischheid volgens een ieders staat, maar ook de deugden van nederigheid, weetgierigheid en zedigheid bij de m. te huis hooren.
Door te veel aan den lust toe te geven, gaat men de m. te buiten; maar ook ongevoeligheid, nl. te weinig willen genieten, is een ondeugd; behoudens een hoogere reden, als boete en karaktervorming, is het redelijk matig genot te zoeken volgens de bedoeling der natuur, die juist daardoor zekere daden wil vergemakkelijken. Aangaande de meeste zaken is het derhalve deugdzaam te streven naar de juiste middelmaat.M. in engeren zin bedoelt het redelijk gebruik van voedsel en drank, om nl. behoorlijk de lichamelijke krachten te onderhouden, wat een natuurlijke en iedereen opgelegde plicht is. Het redelijk gebruik beperkt zich niet noodzakelijk tot hetgeen strikt noodig is, maar begrijpt ook wat in ruimere opvatting gevoeglijk schijnt (S. Thomas, Summa Theol. II q. 141 a.6). Wie om goede redenen van versterving of apostolaat beneden die maat blijft, pleegt loffelijke → onthouding. Wat echter die maat overschrijdt, wat veeleer voor het lichaam schadelijk is of plichtsvervulling en verstandelijken arbeid belemmert (vooral door dronkenschap), eindelijk het gebruik van verboden spijzen, doet onmatigheid of gulzigheid ontstaan. Vgl. ook → Drankbestrijding; Geheelonthouding. Salsmans.
In de Christelijke symboliek wordt de m. voorgesteld door een mes, twee vaatjes (voor de vermenging van water en wijn), olifant, duif, lam, visch, kameel, wijnrank, klok en sporen.