Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Massief

betekenis & definitie

(geol.). Onder massieven verstaat men gebieden, welke in oude tijden geplooid en in volgende perioden weer vereffend werden; terwijl zij nadien niet of slechts zelden geheel of gedeeltelijk door de zee bedekt werden. De eventueel in deze ondiepe zeeën neergelegde sedimenten werden daarna ten gevolge van door opheffing veroorzaakte denudatie weer grootendeels verwijderd, zoodat het oude geplooide grondgebergte over groote uitgestrektheid de oppervlakte vormt.

Jongere korstbewegingen hebben deze starre schollen in hun geheel opgeheven of opgewelfd, ofwel, zooals voor het Leisteengebergte van den Rijn door terrasverbuigingen (→ Terras) bewezen is, in groote vlakke plooien gelegd. Deze opwelving ging vaak met breukvorming gepaard, vooral aan de randen (bijv. inzinking van de Keulsche Bocht aan den Noordrand van het Leisteengebergte). Voorbeelden: Massief van Bretagne, Fransch Centraal plateau, Boheemsch Massief, Iberisch Massief, Ardennen, Leisteengebergte van den Rijn.

Zijn zulke m. door jongere sedimenten bedekt gebleven, zoodat zij niet aan de oppervlakte komen, dan spreekt de geoloog van een m. in den ondergrond (vgl. → Brabantsch Massief). Hol

< >