Met dien naam, van Arab. oorsprong (? maschara = voorwerp van spot) komt in middeleeuwsche gedichten de pleitbezorger voor van de hel in de Satansprocessen. In het Mnl. van de 14e eeuw werd een gedicht bewaard (1 351 w.), waarin M., bijgestaan door Waerheit en Gherechticheit, tegen Maria, bijgestaan door Ontfermicheit en Vrede, het recht der hel op het menschdom voor Gods rechterstoel bepleit, tot eindelijk Ontfermicheit en Waerheit weer bij elkander komen en Gherechticheit en Vrede elkander den mondzoen geven. Een dramatische uitbeelding van een der hoofdproblemen der Scholastieke theologie sedert den H.
Anselmus. Het gedicht is zóó gesteld, dat het ook als drama op het tooneel kan opgevoerd worden. Reeds in den Merlijn van Van Maerlant komt een soortgelijk gedicht voor.
In Mariken van Nieumeghen is het een wagenspel van Maskaroen, dat haar tot inkeer brengt. In 1475 werd ook een mysteriespel M. te Petegem bij Deinze vertoond. Vgl. → Mascaron.Uitg.: F. A. Snellaert, Ned. Ged. uit de 14e eeuw (1869).
Lit.: J. te Winkel, in Tschr. Ned. Taal en Lett. (1881). V. Mierlo