1° Jacob, Ned. schilder, etser en lithograaf; oudste der drie gebroeders M. (zie plaat; vergelijk den index in kolom 831/832). * 25 Aug. 1837 te Den Haag, ✝ 7 Aug. 1899 te Karlsbad. Hoofdmeester van de Haagsche school. Leerling van J.
Stroebel, J. v. d. Berg, Huib v. Hove, academie te Antwerpen en Den Haag.
Werkt o.a. met Bilders en Mauve te Oosterbeek. Woont 1865-’71 te Parijs, invloed o.a. van Corot en Jongkind. Vanaf 1871 woont Jaap M. te Den Haag.
Vóór 1870 ontstaan talrijke figuurstukken (Italiaansche meisjes) en interieurs, portretten en fijne kinderfiguurtjes, die M. als een prachtig kolorist en rasecht schilder doen kennen. Na 1870 ontwikkelt hij zich tot een grootsch landschapschilder.
Zijn magistrale stads- en riviergezichten componeert M. naar aanleiding van in de natuur gemaakte notities; de luchten met enorme wolken nemen een zeer belangrijke plaats in op deze composities, daar de kleur ondergeschikt is gemaakt aan den toon.
Een fijne matzilveren toon of een warm goudbruin tinten afwisselend de atmospheer op deze landschappen. Fraaie voorbeelden van deze kunst in de musea te Amsterdam en Den Haag.Lit.: D. C. Thomson, The Brothers M. (in Studio, Londen en Parijs 1907); Th. de Bock, J. M. (z. j.).
Korevaar-Hesseling.
2° Matthijs, Ned. schilder en etser; broeder van 1° en 3° (zie plaat; vergelijk den index in kolom 831/832). * 13 Aug. 1839 te Den Haag, ✝ 22 Aug. 1917 te Londen. Leerling van Louis Mever en academie te Den Haag en Antwerpen. Een reis naar Duitschland brengt hem met de Duitsche Romantiek in aanraking; te Parijs ondergaat hij ca. 1870 den invloed van Corot, Millet en Ital. meesters als Leonardo. Vestigt zich in 1877 te Londen. Geheel op zich zelf staande figuur in de Ned. schilderkunst van zijn tijd ten gevolge van zijn droomerigen, romantischen aard. Thijs M. heeft niet alleen landschappen en stadsgezichten geschilderd in een fijnen, ijlen toon, maar ook teere sprookjesachtige voorstellingen, zooals „Bruidje”, „Koningskinderen” of de „Vlinders”, waarin een fantastisch-visionnaire stemming tot uitdrukking komt, die men slechts zelden bij Ned. schilders aantreft. De musea te Amsterdam en Den Haag bezitten goede voorbeelden van zijn kunst (zie afb. 4 op de plaat tegenover kolom 64 in dl. XIV); vele zijner beste werken zijn in particuliere collecties (ook in Engeland en Amerika). Er bestaan uit zijn laatste periode eenige zeer fijne etsen van zijn hand, waarop evenals op de latere schilderijen de vormen steeds vager en immaterieeler worden.
Lit.: D. C. Thomson, The Brothers M. (in Studio, Londen en Parijs 1907); E. D. Fridlander, Mattheis M. (Londen 1922). Korevaar-Hesseling.
3° Willem, Ned. landschapschilder; broeder van 1° en 2° (zie plaat; vergelijk den index in kolom 831/ 832). * 18 Febr. 1844 te Den Haag, ✝ 10 Oct. 1910 aldaar. Leerling van zijn broers en van de Haagsche academie. Vormt zich vnl. zelfstandig te Oosterbeek en Wolfhezen, waar hij met Mauve werkt. Willem M. heeft in ontelbare variaties en onder verschillende belichtingen weilanden met koeien of slootkanten met eenden geschilderd (zie afb. 3 op de pl. tegenover kolom 64 in dl. XIV). De vroegere werken zijn plastischer van teekening en zwaarder van kleur dan de latere, die steeds impressionistischer en atmosferischer van opvatting worden. M. werd vóór alles geboeid door het licht, gelijk hij zelf heeft gezegd: „Ik schilder geen koeien, maar lichteffecten”. Prachtige voorbeelden van zijn kunst bezitten de musea te Amsterdam en Den Haag.
Lit.: D. C. Thomson, The Brothers M. (in Studio, Londen en Parijs 1907); H. de Boer, W. M. (1905).
Korevaar-Hesseling.