Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Maria-apocriefen

betekenis & definitie

A) Evangeliën

1° Evangelie van Maria’s Voortkomst (De Ortu Mariae), een apocrief geschrift, meestal genoemd het Evangelie van Pseudo-Matthaeus, dat een der oudste omwerkingen is van het Proto-evangelie van ➝ Jacobus. Het eerste deel (hfst. 1-17) komt vrijwel met het laatstgenoemde overeen; in het tweede deel (hfst. 18-25) wordt de vlucht naar Egypte beschreven en in het derde (hfst. 26-42) het leven te Nazareth. Het is samengesteld ca. 6e eeuw.

Lit.: C. Tischendorf, Evangelia Apocrypha (Leipzig 21876, XXII-XXXI, 51-112); M. J. Lagrange, in Revue Biblique (1928, 544-557).

2° Evangelie van Maria’s Geboorte (De Nativitate Mariae) is een Lat. gezuiverde en fijnere bewerking van het Evangelie van Maria’s Voortkomst. Bedoeld als een verheerlijking der H. Maagd, beschrijft het haar jeugd, haar verloving met S. Joseph en de geschiedenis rondom Christus’ geboorte. Volgens Amann werd het samengesteld in den Karolingischen tijd. Zijn invloed op de devote literatuur en kerkelijke kunst is zeer groot.

Lit.: C. Tischendorf, Evangelia Apocrypha (Leipzig 21876, 113-121); J. E. Belser, Einleitung in da3 N. T. (Freiburg 21907, 836).

3° Maria’s Hemelvaart (Transitus Mariae), een apocrief geschrift, dat beschrijft, hoe de engel Gabriël Maria te Bethlehem in kennis brengt van haar naderenden dood en hoe de H. Maagd te Jerusalem sterft te midden der Apostelen. Na drie dagen wordt haar lichaam door engelen naar den hemel (volgens enkele getuigen, naar den tuin van Eden) overgebracht. Het is waarsch. in het Gr. geschreven ca. 4e-5e eeuw en is bekend in een Gr. en twee Lat. recensies. Het werkje heeft een zeer grooten invloed gehad zoowel in de Gr. als Lat. Kerk.

Lit.: C. Tischendorf, Apocalypses Apocryphae (Leipzig 1867, 1-23); Dict. de théol. cath. (VIII 1924, 823); Amann, Dict. de la Bible (Suppl. I 1928, 483-484).

B) Maria-Apocalypsen
1° Maria-Apocalyps over de straffen (Apocalypsis Mariae de poenis), een vreemdsoortig in vulgair Grieksch opgesteld apocrief geschrift, dat beschrijft, hoe de aartsengel Gabriël de H. Maagd op den Olijfberg inlicht over de straffen der verdoemden. Als Maria dan in den hemel is opgenomen, smeekt zij God de hellestraffen te verminderen; nadat alle heiligen zich bij haar hebben aangesloten, staat God aan de verdoemden toe „op Pinksteren rust te hebben”. Het werk is geschreven door een middeleeuwschen monnik, volgens James ca. 9e eeuw.
2° Apocalyps van Maria of Het Visioen van de Maagd beschrijft hoe aan Maria, op Golgotha biddend, een blik wordt gegund in den hemel en de hel. Voor de verdoemden schijnt ze dan een zekere verlichting der straffen te hebben verkregen. Omdat er gesproken wordt over Mohammedanen, is het werk niet vóór de 7e eeuw ontstaan. Het is bewaard in het Ethiopisch, vertoont weinig overeenkomst met het bovengenoemde, maar is afhankelijk van de Apocalyps van ➝ Paulus.

Lit.:

(1°) Menzies, Recently discovered manuscripts (Edinburgh 1897, 167-172);

(2°) M. Chaine, Apocrypha de B. M. Virgine (Corp. Script. Christ.

Oriënt., Script, aethiopici, Ser. 1, t. 7 Parijs 1909, 43-68); (1° en 2°) M. R. James, Apocrypha Anecdota (Cambridge 1893, 115 vlg., 563 vlg.); E. Eisentraut, Lex. f. Theol. u. Kirche (I Freiburg 1930, 540-541); J.

B. Frey, Institutiones Biblicae (I Rome 21927, 108-109).

Greitemann.

< >