Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Marentak

betekenis & definitie

Nistel, mistletoe of vogellijm (Viscum), een plantengeslacht van de familie der Loranthaceeën, komt als woekerplant op boomen voor. In Europa en Midden-Azië vindt men V. album, in België op vele plaatsen, in Ned. vooral in Z. Limburg., op appel- en pereboomen, eiken en populieren.

De stengel is gaffelvormig vertakt met lepelvormige, altijdgroene bladeren; het bloemdek is geelgroen en de vrucht is een wittte, soms gele bes, die door merels enz. gegeten wordt. De zaden kleven aan de takken, waarop zij afgestreken worden, vast en ontwikkelen zich langzaam tot een 20-50 cm hooge plant. Als er niet al te veel planten op een boom staan, zijn zij niet schadelijk.

Afsnijden is niet afdoende, omdat er uit de wortels, die in den gastheer ingezonken zijn, nieuwe takken ontstaan. V. articulatum en V. japonicum in VoorIndië, China, Japan, O. Indië en Australië bezitten geen bladeren; de stengel heeft daar de bladfunctie overgenomen. Bouman.Bij de Engelschen is de mistletoe de heilige plant van het Kerstfeest. De plant werd door de Druïden met een gouden sikkel afgesneden; ze strekte den lichtgod Balder ten verderve. Misschien zoo genoemd omdat zij den boom drukt zooals de maar (nachtmerrie) den mensch. In de M. E. gold ze als symbool van Christus, de uit den hemel gedaalde bloem, vrucht dragend op den kruisboom.

Lit.: Jos. Schrijnen, Ned. Volkskunde (II 21933, 375, 376); Kleijntjens-Knippenberg, Van Goden en Helden (⁹1933, 249-252). Knippenberg.

< >