De Evangelist Marcus is volgens de alg. opvatting dezelfde persoon, die in het N. T. ook Joannes genoemd wordt of Joannes-Marcus. Hij was de zoon van een zekere Maria, in wier huis te Jerusalem de eerste Christenen te zamen kwamen (Act. 12.12).
Hij werd de medehelper van Paulus en Bamabas op hun eerste missiereis (Act. 12.25 en 13). Hij verliet hen echter en keerde naar Jerusalem terug (Act. 13.13). De reden hiervan is onbekend.
Bij de tweede missiereis wilde Paulus hem echter daarom niet medenemen. Om deze reden kregen Paulus en Barnabas oneenigheid. Hij ging met Bamabas mede, van wien hij een neef was (Col. 4.10).
Later vinden we hem weer terug bij Paulus te Rome (Col. 4.10 en Phil. 24). Paulus’ laatste brief veronderstelt, dat M. in het Oosten is (2 Tim. 4.8 en 11).
Toen Petrus in Rome zijn eersten brief schreef, was M. zijn medewerker (1 Petr. 1.1; 5.13).
De traditie noemt hem den tolk van Petrus. Of we dit in strikten zin moeten verstaan, is niet duidelijk. Een zekere traditie noemt M. den stichter der Kerk van Alexandrië.
Zij schijnt een historisch fundament te bezitten. De apocriefen vertellen, dat hij als martelaar gestorven is.Voor voorstelling in de kunst, → Evangelist. Evangelie van Marcus Het tweede canonieke evangelie is vlg. de traditie geschreven door M. De Rationalisten noemen dit evangelie het eerste echte evangelie en schatten het zeer hoog, maar beschouwen het bestaande evangelie als een bewerking van een „Oer-Marcus”.
Het voornaamste getuigenis voor de echtheid, dat met vele andere kan aangevuld worden, is van → Papias. Het getuigenis van den presbyter Joannes, dat hij mededeelt, zegt dat M., de tolk van Petrus, geschreven heeft wat Petrus te Rome voor de geloovigen predikte over de woorden en daden van Jesus. De inhoud van het evangelie is een bevestiging van dit getuigenis der traditie. Het is ongetwijfeld geschreven voor Christenen uit de heidenen. Het slaat Christus’ woorden over, die bij Matthaeus gevonden worden, over de oude Wet en zijn twistgesprekken met de Farizeërs; de citaten uit het O.T. zijn niet zoo talrijk. Ook ontbreekt de bergrede.
Joodsche gebruiken en plaatsnamen, Arameesche woorden worden verklaard. Het evangelie is als het ware een verdere ontwikkeling van Petrus’ prediking tot den heiden Cornelius (Act. 10.34-43). Petrus treedt onder de Apostelen het meest op den voorgrond. Toch worden sommige feiten, juist die, waar Petrus door den Christus boven de andere wordt gesteld, achterwege gelaten. Wel wordt vermeld, dat Jesus hem Satan noemt (Mc.8.33). Zijn drievoudige verloochening wordt in bijzonderheden verhaald en sterk naar voren gebracht.
Waarsch. is het evangelie in Rome geschreven. Over de dateering zijn ook Kath. auteurs , het niet eens. Zeker is het geschreven vóór het evangelie van Joannes. Sommigen plaatsen het vroeg, even na 42 tijdens Petrus’ eerste verblijf in Rome, anderen in later tijd, begin 60. Het evangelie van M., dat weinig nieuwe feiten vermeldt, munt uit door de levendige beschrijving, die dikwijls in details afdaalt, kleine bijzonderheden, omstandigheden van tijd en plaats en personen scherp teekent. In bijzonderheden ontbreekt ook hier de chronologische volgorde, maar er is systematische ordening der feiten.
Over de authenticiteit van het laatste gedeelte (16.920) bestaat dispuut. Het ontbreekt in de beide oudste Grieksche handschriften, in den Syro-Sinaiticus en vele andere. Er schijnt geen contact te zijn met den contekst. Daartegenover staan het meerendeel der hss., ook der vertalingen, uitgezonderd de Armeensche, getuigenissen van Tatianus en Irenaeus, enz. Het betwiste gedeelte is zeker canoniek en geïnspireerd. Het is een vrije kwestie, of het ook van M. is.
Waarsch. heeft M. zelf of een ander het er later bijgevoegd. Over de verhouding tot de andere evangelies, zie → Synoptische kwestie.
Lit.: J. Knabenbauer, Comm. in ev. secundum M. (21907); A. Loisy, Les évangiles synoptiques. /Introd., trad. et comm. (1907-’08) ; M. J. Lagrange, L’évangile selon S. Mare (51929); P.
Dausch, Die drie älteren Evangelien (41932); J. Keulers, De boeken van het N. T. (31936).
C. Smits.
St. Marcus-liturgie Oude Alexandrijnsche Misliturgie, oorspr. in Grieksche taal, toegeschreven aan den Evangelist M.; zij werd (12e-13e eeuw) vervangen door de Byzantijnsche, na eerst van deze grooten invloed te hebben ondergaan. In dien laatsten staat leeft zij nog in het Koptisch voort bij de schismatieke en geünieerde Kopten, nl. op de feesten van S. Marcus en der Apostelen. → Alexandrijnsche liturgie. Louwerse.