Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Mantsjoekwo

betekenis & definitie

of Mantsjoerij e, het N.O. deel van China; opp. 1 400 000 km2, ca. 30 millioen inw. Hoofdstad Hsinking, sinds 1934 10 provincies. M. is een overgangsgebied tusschen Midden-, Noord- en Oost-Azië, het wordt omringd door Siberië, Korea, Mongolië en China.

De breede vlakte, overdekt met löss en rivierafzettingen, wordt aan beide zijden begrensd door oude horstgebergten tot ca. 2 000 m hoogte, die Z.W.-N.O. loopen en uit kristallijne gesteenten en bazalt opgebouwd zijn. Het klimaat vormt een overgang, maar meest is het continentaal met groote verschillen tusschen zomer en winter (Moekden +24° C in Juli,—13° in Januari), de zomermoesson brengt nog regen in het Zuiden, maar de regenval is niet groot (ca. 60 cm). Het Z.W. is dan ook steppe, terwijl naar het N. de bosschen toenemen (eiken, berken, naaldhout). Tijger, bruine beer, wolf, muskusos komen in het wild voor. De zwervende Toengoezen in het N. en de uitstervende Mantsjoes beteekenen weinig tegenover de binnentrekkende Chineezen (in 1927 één millioen), die hier land vonden, orde en rust. De Japanners bereikten als kolonisten niet veel, zij zitten hier als beambten, handelaars en militairen (ca. 1 millioen).

Langs de rivieren (Soengari, Nonni) en in de vlakte levert het goed gecultiveerde land sojaboonen, maïs, tarwe en rijst. De veeteelt is weinig ontwikkeld; uit de bosschen komt veel hout. Steenkool wordt gewonnen bij Foesjoen, waar ook petroleum aangeboord is; bij Ansjou wint men ijzer, bij de Amoer goud. Ook koper, zilver en asbest komen voor. De industrie gaat snel vooruit; vooral olieslagerijen en meelmolens; daarnaast katoen-, wol- en zijdefabrieken, suiker, papier, zeep, ijzer, sigaretten. Het verkeer is zeer goed ontwikkeld, daar Russen en Japanners wedijveren in het aanleggen van spoorwegen.

Op de Amoer en Soengari is stoombootverkeer, ook de Jaloe is bevaarbaar. De handel vindt vnl. met Japan plaats. Bekendste havenstad is Dairen, maar Choe-loe-tao wordt uitgebreid. In Moekden is een universiteit en een artsenschool, in Charbin een handelshoogeschool.

Lit. : Adach, M., a survey (New York 1925); H. Maier, Die M. in Weltpolitik und Weltwirtschaft (Leipzig 1930) ; L. Gibert, Dict. historique et géographique de la Mandschourie (Parijs 1936); Manchuria Yearbook. Heere Geschiedenis. In de laatste jaren vond men op vele plaatsen van Zuid-M. talrijke voorwerpen uit het Neolitliisch tijdvak, welke goed op de in Midden-China gevondene gelijken. De oudst bekende volksstam uit M. heet Soe-sjen; hij bracht schatting aan China in 2231 v.

Chr.; wat later vindt men ook een volk Hwi-mai vermeld. De Soe-sjen, die tot in 236 n. Chr. enkele malen in de Chin. gesch. vermeld worden, beschouwt men als de voorzaten der latere Zjoe-tsje en der Mantsjoe.

Vanaf de vroegste oudheid zijn ons vsch. rijken in M. bekend: Rijk Tsj’ao-Sien (1119-229 en 229-109 v. Chr.). Het was gesticht door Ki-tze, oom van den laatsten keizer der Chin. dynastie Jin. Het gevolg hiervan was een sterke immigratie van Chineezen in M. Van de 2e eeuw vóór tot de 7e eeuw na Chr. bestond het rijk Foe Ju, en daarnaast dat van Kao Kouli (37 v. Chr. 668 n.

Chr.). Beide bezweken voor het rijk Pwo Hai (7l2926), hetwelk weer gevolgd werd door dat van K’ITan (926-1114), het keizerrijk Kin (1116-1234) en het Mongoolsch bewind (1234-1368), te beginnen met → Dzjinggis-Khan.

Toen de Chin. dynastie Ming (1368-1644) de Mongolen ten N. van den Grooten Muur teruggedreven had (1368), werd Zuid-M. door Chineezen bevolkt, die door een gouwvoogd, te Liao-jang gevestigd, bestuurd werden. Begin 16e eeuw bouwden zij een muur, de Wilgen-barrière, die hun grenzen tegenover de Mongolen van het Zjöhöl-gebied en de Zjoe-tsje van Noord-M. afbakende. In 1616 had een stamhoofd Noerhatsji (* 1559, ✝ 1626) zooveel stammen van M. onderworpen, dat hij zich machtig genoeg voelde om den titel van khan aan te nemen. Zijn macht groeide met den dag; hij versloeg de Chineezen en de Jehe (1619), nam Sjen-jang (Moekden) in (1621) en ook Liao-jang, waar hij zijn hoofdstad vestigde. Dan veroverde hij het Westen van den Liao-stroom tot Ning-juan, waar hij gekwetst werd en stierf (1626). Zijn zoon Hwang T’ai-ki dwong Korea tot gehoorzaamheid (1627), versloeg de Tsj’agar-Mongolen en viel China binnen (1629).

In 1636 nam hij den titel van keizer en vestigde aldus de Mantsjoe dynastie in China ; hij stierf in 1643 zonder de inneming van Peking te mogen beleven (1644). Zijn zoon Foe-lin werd de eerste keizer van China en de dynastie bleef over China, Mongolië, Toerkestan en Tibet den schepter zwaaien tot 1912, toen de republiek ingesteld werd. M. werd daarna bestuurd door maarschalk Tsjang Tswo-lin. Reeds tevoren had de Russische invloed zich sterk doen gelden (aanleg van den Zuid-Mantsjoerijschen spoorweg), doch na den vrede van Portsmouth (1905), die een einde maakte aan den Japansch-Russischen oorlog, werd de invloed van Japan overheerschend. Tsjang Tswo-lin verloor bij een spoorwegaanslag bij Moekden het leven; zijn zoon en opvolger Tsjang Hsiao-Lian werd door de Japanners verjaagd en 19 Sept. 1931 werd de nieuwe, onafhankelijke staat Mantsjoekwo geproclameerd, waarover tot keizer werd aangesteld → Kang-Teh (Henry P’oe-Ji), die door de revolutie van 1912 van den troon van China was verdreven. Het nieuwe rijk staat echter geheel onder Japansche voogdij; de Volkenbond weigerde den gewelddadig van China afgescheurden staat te erkennen (onder de Volkenbondsstaten heeft slechts San Salvador M. erkend).

Hoofdstad van M. werd thans Tsj’angtsj’won, dat den naam van Sin-king (= de Nieuwe Hoofdstad; Eng. spelling: Hsinching) ontving. De staat werd in Maart 1933 nog uitgebreid door de overrompeling van de prov. Zjöhöl.

In zeer korten tijd hebben de Japanners in dezen nieuwen staat een grooten vooruitgang op alle gebied bewerkt.

Missie. Nadat M. van China was afgescheiden, werden de Kathol, bisschoppen verzocht alle betrekkingen met de apost. delegatie te Peking af te breken en de H. Stoel benoemde mgr. Gaspais, apost. vicaris van Kirin, tot zijn vertegenwoordiger bij het gouvernement M.

In het nieuwe rijk vindt men de volgende vicariaten en prefecturen (met opgave van aantal Katholieken in 1936).

Ap. vic. Moekden (Miss. Etrang. Parijs) 29 127 Ap. vic. Kirin (idem) 30 252 Ap. vic. Se-ping-kai (Miss.

Etrang. Québec) 15 525 Ap. pref. Tsitsiker (Miss. Etrang. Behtléem) 15 076 Ap. pref. Foe-sjwön (Maryknoll) 6 653 Missie van Ilan (Tiroolsche Capucijnen) 1 411 Ap. vic.

Zjöhöl (Miss. O. H. M. Scheut) 24 832 Ap. pref. Tsj’e-feng (inlandsche clerus) 24 297 Totaal 147 173 De apost. prefectuur van Jen-ki (Beiersche Benedictijnen van S.

Odilo) met ca. 14 000 Kath. is, hoewel Mantsjoerijsch grondgebied, kerkelijk met Korea vereenigd. Mullie

< >