1° Heinrich, Duitsch romanschrijver en essayist van uitgesproken anti-ethische, alle traditie scherp bespottende, vaak ook onbeheerscht erotomane strekking; is een broeder van 3°. * 27 Maart 1871 te Lübeck. Van 1931-’33 voorzitter van de Dichterakademie te Berlijn; sindsdien uitgeweken. H.
M.’s stijl geldt, in tegenstelling met dien van Thomas, als erg gemaniëreerd. BaurVoorn. werken (vrijwel alle streng voorbehouden lectuur !) : Die Göttinnen (1902) ; Professor Unrat (1904) ; Die Kleine Stadt (1910) ; Novellen (1916); Der Untertan (1919); Der Kopf (1925); Mutter Marie (1927); Sieben Jahre (polit. essays, 1930); Ein ernstes Leben (1932).
Lit. : W. Schröder, H. M. (1931).
2° Johann Gottfried Hendrik, Ned. componist en dirigent. * 15 Juli 1858 te Den Haag, ✝ 10 Febr. 1904 te Koudewater. M. was dirigent van het Parkschouwburgorkest te Amsterdam en later aan de Ned. opera. Ook als componist en recensent genoot M. bekendheid. Hij is gehuwd geweest met mevr. → Mann-Bouwmeester.
3° Thomas, Duitsch schrijver van, naar de techniek gematigd-naturalistische, naar den inhoud psychologische romans met sterk romantischen inslag; broer van 1°. * 6 Juni 1875 te Lübeck. Nobelprijs in 1929, uit Duitschland verbannen sinds ’34. De romankunst van M. is die van een onrustigen modernen geest, die, afgekeerd van de belichting der eeuwigheid over de levensvraagstukken, ze nochtans in hun eenzijdige beperking tot deze aarde en dit leven, niet met elkaar weet te verzoenen. Aanvankelijk sterk door Fontane beïnvloed, komt hij later in den ban van Wagner (Tristan 1903; de techniek van het leitmotiv), Nietzsche en de Russen. Zijn eersten grooten bijval verwierf hij met den familieroman Die Buddenbrooks (1901); later boeide hem het thema van de door eigen superioriteit vereenzaamde naturen: de kunstenaars en de prinsen (Tonio Kroger, 1914; Königliche Hoheit, 1909; Der Tod in Venedig, 1913). Gaandeweg verruimde zich zijn probleemstelling tot schildering van collectief leven en tot bepaalder cultuurcritiek (Der Zauberberg, 1924; Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull, 1924; Unordnung und frühes Leid, 1926; Maria und der Zauberer, 1930; Joseph und seine Brüder, trilogie 1933 vlg.). Ook als essayist (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918; Rede und Antwort, 1922) heeft M. beteekenis en in 1905 gaf hij het leesdrama Fiorenza (het Savonarolathema!). Zijn stijl munt uit door beheerschte schittering en groote zuiverheid. Meestal te reserveeren lectuur!
Bibliogr. d. G. Jacob (1926).
Lit. : A. Eloesser, Th. M. (1925); M. Havenstein, Th. M. (1927) ; H. A.
Peter, Th. M. (1929); K. Hamburger, Th. M. und die Romantik (1932); Kasdorff, Th. M. (1932). Baur