Provincie van het dominion Canada (VI 733 H3); opp. 652 000 km2, ca. 740 000 inw. (waarvan ruim 25 % Kath). Hoofdstad is Winnipeg (220 000 inw.). Het Z. der prov. is een door talrijke spoorwegen ontsloten prairievlakte, zeer vruchtbare zachte leemgrond, bijzonder voor den tarwebouw geschikt (in 1934: 37 millioen bushels).
Er worden ook haver (1934: 27 millioen bushels), gerst (17 millioen bushels), aardappelen en suikerbieten verbouwd. Slechts 30 % van het voor cultuur geschikte land is in gebruik. Ongeveer de helft der bevolking vindt in den landbouw een bestaan.
Ook de veeteelt is belangrijk. Het Noorden (⅔ van de totale opp.) omvat een deel van het Canad. Schild; de onderbodem (prae-Cambrische rots) is hier rijk aan mineralen (goud, koper, zink, zilver).
Exploitatie is in ontwikkeling (opbrengst mijnbouw in 1934: 9,7 millioen dollars). Veel verwachtingen heeft men van den spoorweg naar Port Nelson (Hudson Bay), voor uitvoer naar Europa.
Op de verweeringslaag van het Schild uitgestrekte wouden: exploitatie en verwerking tot timmerhout, pulp, papier.
Men kweekt en maakt jacht op pelsdieren (in 1934 opbrengst jacht 1 millioen dollars, fokdieren 250 000 doll.). Groot merencomplex, waarin visscherij. Goedkoope energie door vele watervallen: electr. centrales.
Houtman