Naam door buitenlanders aan Chineesche ambtenaren gegeven, in het Chin. echter „kwan” genoemd. Het woord stamt af van het Sanskrit: „mantri(n)”: raadsman, minister van state, en werd in het vóór-Mohammedaansch tijdvak algemeen gebruikt in Indië ; men vindt het woord in de Indo-Chineesche streken, en onder de Heuvelrassen op de Oostgrens van Bengalen (ambtenaren onder het stamhoofd staande). Toevallig bestaat er een klankovereenkomst tusschen „mantri” en het Portugeesch „mandar”: bevel voeren, en zoo hebben Portugeezen het woord „mandarijn” in zwang gebracht.
Lit.: Yule en Crooke, Hobson-Jobson (Londen 1903). Mullie