Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Mameloeken

betekenis & definitie

Egypt. heerschersstam, afkomstig van Mongoolsche slaven, die een afzonderlijk militair corps gingen vormen; zij regeerden Egypte van 1252 tot 1517 en werden toen aan de Turksche heerschappij onderworpen. De M.-sultans worden ook Baharieden genoemd. De naam is ontstaan uit het Arab. mamloek, d.i. overheerscht, onderworpen.

Lit.: Muir, The Mameluke or Slave dynasty of Egypt 1260-1517 (1896).

De Mameloeksche bouwkunst (1250-1517) is een zelfstandig onderdeel van de Islamietische bouwkunst, met Egypte (Kaïro) als centrum en Palestina, Syrië en West-Arabië als invloedssfeer. Zij vertoont eenerzijds Perzisch-Turksche, anderzijds ook eenige, zij het voorbijgaande, West-Europ. (Gotische) invloeden, als gevolg van de Kruistochten. De meest voorkomende monumenten zijn de graf moskeeën. Koepel en minaret krijgen in deze kunst een eigen vorm: de koepel wordt torenachtig gerekt door verhoogen van de tamboer en steiler maken van de koepellijn. De minaret vertoont meerdere, door uitgebouwde galerijen krachtig gescheiden, verdiepingen (onder meestal vierkant, dan achtkant, boven rond). Typisch voor deze architectuur, die in het algemeen uit is op het sierlijke en fijne, is de toepassing van veelkleurig steenmateriaal, meestal in den vorm van opvolgende lichte en donkere horizontale banden.

Veel monumenten zijn niet bewaard gebleven, de meeste liggen in Kaïro, o.a. de grafmoskeeën van sultan Barkoek (1400-’05) en van sultan Ka’it Bai (1474). Zie afb. 1 op de pl. t/o kol. 288 in dl. XIV. v. Embden.

< >