(Lat., = meester, leeraar), in de M.E. een academische graad met academische onderwijsbevoegdheid; praotisch hetzelfde als doctor. Vooral kwam voor de titel Magister Artium. De faculteit der Artes was oorspr. gegroeid uit de zgn.
Vrije Kunsten (nl. die van het trivium en het quadrivium; ➝Artes liberales), maar beteekende aan de latere middeleeuwsche universiteiten practisch de philosophische faculteit.Tegenwoordig komt de titulatuur m. maar weinig meer voor. Aan sommige Kath. canoniek opgerichte universiteiten of faculteiten (o.a. te Leuven) bestaat m. nog als de hoogste graad, hooger dan doctor, in de theologie en het kerkelijk recht. Eveneens in sommige orden als Augustijnen. Carmelieten en Dominicanen, bij welke laatsten voor de verkrijging van den graad van m. in de theologie buitengewoon zware eischen gesteld worden. Aan de univ. van Kopenhagen bestaat de titel van m. nog voor de studenten in de wijsbegeerte; aan die van Oxford voor de professoren in de lett. en wijsbeg. (Master of Arts, afgekort M. A.).
M. is ook de titel van den geestelijken leidsman in sommige kloosterorden (magister der novicen, van de fraters, van de leekebroeders); bij de Dominicanen heet de algemeene overste Magister Generalis.