A) Aardrijksk. en econ.
M. is een uitgestrekt eiland in den Indischen Oceaan gelegen, ten Z.O. van Afrika (I 536 H 6-7). Opp. ruim 685 500 km2; ca. 3 700 000 inw.
Natuurkundige gesteldheid. Geologisch bestaat M. hoofdzakelijk uit een kristallijne massa, welke gedurende het Primair deel uitmaakte van een continent, dat zich over den Indischen Oceaan uitstrekte en waartoe tevens het Dekkan-plateau en een gedeelte van Australië behoorden. Deze bergstreek werd tot schiervlakte geëffend en tectonisch verbrokkeld. Dit laatste verschijnsel gaf aanleiding tot het ontstaan van slenken, waarin zich vaak meren vormden, en tot vulkanische werkzaamheid, die machtige lavamassa’s uitwierp. In de Oostelijke en vooral in de Westelijke kuststrooken werden Secundaire, Tertiaire en Quartaire sedimenten neergelegd. In het O. ligt een smalle kustvlakte met rivieren, waarin watervallen; in het W. strekt zich een breede, lage kuststrook uit, met, vooral in het N.W., kleine schiereilanden. Hier heeft zich een dicht waternet kunnen ontwikkelen, waarvan echter slechts eenige stroomen en dan nog maar gedeeltelijk bevaarbaar zijn.
De Oostelijke kust is laag, bijna zonder insnijdingen en met talrijke lagunen, die mede ontstonden door de winden, die de fluviale afzettingen terug landwaarts opstuwen. Hier werd het „Pangalanen”-kanaal aangelegd. De Noordelijke en Noord-Westelijke kusten zijn veel beter geschikt voor de scheepvaart, dank zij de talrijke insnijdingen, de voldoende diepte en de bescherming tegen den remmenden wind. Daar ligt de Fransche marinebasis Diego Suarez. De W. kust bestaat uit lage, moerasachtige vlakten, behalve in het Z.W., waar steile kusten voorkomen en koraalriffen.
Klimaat. Planten en dieren. M. staat onder invloed van den Z.O.-passaat. De volgende klimaatprovincies kunnen worden onderscheiden: 1° het Oostelijk kustgebied met Z.O.-passaat en N.O.-moesson, zeer regenrijk en daarom met tropische wouden. 2° De Noord-Westelijke vlakte, met een nat en een droog jaargetijde; de savanne overheerscht hier. 3° het Zuid-Westen, met landwinden, halfwoestijnachtig, met een ca. zeven maanden lange droge periode. 4° het binnenland; dit heeft door zijn hoogere ligging een gematigd klimaat. Echter heeft het een onvruchtbaren bodem (laterietgronden), behalve de dalen en de vulkanische gronden. De fauna van M. verschilt veel van die van Afrika, evenals de fossielenwereld. Zij vertoont veel gelijkenis met de Indische dierenwereld, wat een gevolg is van geologische evolutie.
Bevolking en bestuur. De bevolking bestaat uit:
1° Maleiers, de zgn. Hova’s: het zijn de laatste indringers uit het O., die de andere stammen onderworpen of verdrongen hebben en die vóór de Fransche overheersching de machthebbers waren; zij wonen op het gezonde plateau en zijn in drie kasten verdeeld.
2° De vroegere immigranten, die tot het zwarte ras behooren en in de ongezonde, lage randgedeelten wonen, nl.: de Sakalaven in het N.W. en W., de Antandroy in het Z., de Betsimisaraka langs de O. kust, en verder de Betsileo in de vlakten op het plateau.
3° Gemengde stammen en
4° Europeanen, w.o. ca. 23.000 Franschen.
Bestuur. Eerst op het einde der 19e eeuw slaagden de Franschen er in zich geheel meester te maken van het eiland, dat thans een kolonie is, bestuurd door een gouverneur-generaal. Het gewest wordt onderverdeeld in provincies en districten, waarvan de grenzen nagenoeg samenvallen met die der geogr. verspreiding van de volkenstammen. De belangrijkste plaatsen zijn: Tananarive, de hoofdstad, op het Imerina-plateau gelegen; Fianarantsoa, ook in het binnenland; verder, de havens: Tamatave, ten O., Diego-Suarez, ten N.; Hellville, ten N.W., Majunga, ten W., Tuléar, ten Z.W., en Fort-Dauphin, ten Z.O.
Economische beteekenis. M. brengt vele producten voort. Onder de landbouwproducten moet vooral rijst vermeld worden, die gewonnen wordt in de vruchtbare vulkaanstreken en dalen en op de Alluviale kustvlakten. Vóór eenige jaren moest M. rijst invoeren, thans echter wordt er een aanzienlijke hoeveelheid uitgevoerd. De maniokvoortbrengst is zeer gestegen sedert een twintigtal jaren; de Z.O. kust brengt vooral erwten en maïs voort en de O. kust levert vanille, cacao, rietsuiker, koffie, tabak, enz. De textielplant bij uitstek is hier de raffia.
Men treft er vsch. oliehoudende gewassen aan. De wouden leveren o.a. mahoniehout, ebbenhout en palissander. Ook wordt veel rubber aangeplant. Veeteelt is zeer belangrijk, vooral zeboe-fokkerij en struisvogelteelt.
M. is rijk aan delfstoffen: graphiet, waarvan M. de eerste wereldproducent geworden is, goud, koper, steenkool, petroleum, mica, looderts, rotskristal phosphaten, edelgesteenten. Verder dienen nog vermeld de zoutvelden en de thermale bronnen.
De nijverheid maakt sedert eenige jaren snelle vorderingen, vooral voor wat het verwerken betreft van de landbouwvoortbrengselen en de textielwaren; vsch. fabrieken werden opgericht. De verkeerswegen zijn echter ontoereikend en de bevolking is te gering. De Fr. regeering heeft veel wegen aangelegd, alsmede eenige spoorlijnen; zij heeft het Pangalanenkanaal gegraven en eenige rivieren gedeeltelijk bevaarbaar gemaakt.
B) Geschiedkundig overzicht.
M. werd in 1500 bezocht door Diego Diaz en daarna door andere Portug. zeevaarders. Op het einde van de 16e eeuw landden de Franschen er en bouwden er een fort: Ile Dauphine. Fransche missionarissen, handelslieden en zeelieden bezochten het eiland en sloten er handelsverdragen, hetgeen echter op een mislukking uitliep, niettegenstaande de belangstelling, die door de politiek van Colbert verwekt werd. De opstand der inboorlingen belette zelfs een eeuw elke nieuwe handelsonderneming. Daarna werden meerdere expedities ondernomen, zonder gevolg, totdat in het begin der 19e eeuw de Eng. tegen-invloed begon, die de opstanden der inboorlingen steunde tegen Frankrijk. Na 1853 legden de Franschen meer behendigheid aan den dag en bekwamen zij van den inlandschen vorst de toelating er handel te drijven. Na ernstige verwikkelingen gedurende de laatste helft der 19e eeuw werd besloten Gallieni opdracht te verleenen het eiland geheel te veroveren en systematisch te organiseeren, waarin deze zeer bekwame leider slaagde, bijgestaan door Lyautey, die later de machtige veroveraar en organisator van Marokko zou worden. Zoo kon M. in 1896 officieel tot Fr. kolonie verklaard worden. V. Asbroeck.
Lit.: Alf. en G. Grandidier, Hist. physique, naturelle et politique de M. (1917); A. Dandouau, Géogr. de M. (1922); H. Paulin, M. (1924); A. Lacroix, Minéralogie de M. (3 dln. 1922-’23); P. Paris, M. (Parijs 1931); Atlas colonial fr., uitg. L’Illustration (Parijs 1929).
C) Kerkelijk is M. verdeeld in 6 apostol. vicariaten (Priesters v. d. H. Geest, Jezuïeten, Lazaristen, Missionarissen van La Salette), tezamen tellend 582.520 Katholieken (1936).
D) Weermacht: 2 reg. inf. (1 comp. op Réunion), 1 reg. inlandsche tirailleurs; 2 afd. art. (5 batterijen), 1 sectie vechtwagens. Hoofdkwartier: Tananarivo. De Fransche officieren, onderofficieren en manschappen worden voor den kolonialen dienst aangewezen voor minstens 2 jaar. De manschappen moeten 6 maanden in het moederland hebben gediend en 21 jaar oud zijn. v. Munnekrede