in het economisch leven is een zeer langen tijd miskend begrip. De individualistische economie wist er in het geheel geen raad mee en niet alleen de Klassieke School (Adam Smith, Ricardo, Say en Bastiat) kon het niet plaatsen, evenmin de Oostenrijksch-Amerikaansche School (Böhm-Bawerk, Menger, Clark). De verdeeling van het maatschappelijk inkomen, bij de klassieken naar objectieven maatstaf, bij de Oostenrijkers-Amerikanen naar subjectieven maatstaf, verliep buiten de macht om.
Macht had daarmee niets uit te staan. Macht kon er niets aan veranderen, niets afnemen en niets toevoegen. In zijn beroemd artikel, „Macht oder oekonomisches Gesetz” leverde Böhm nog in 1914 het pleidooi voor de onbeperkte heerschappij van de subjectieve waardeering in het economische.Merkwaardig genoeg vertoonde het „wetenschappelijk” socialisme van Marx op dit punt geen reactie. Marx’ waardeleer (→Waarde) en meerwaardeleer (→Meerwaardetheorie) versperden Marx ook den weg tot een goed inzicht in het machtsprobleem.
Sinds 1910 is echter ingezien, dat macht een zelfstandige, onherleidbare categorie in het economisch leven is. Het pleidooi daarvoor, door schrijver dezes in „Arbeidsloon” en door dr. J. van den Tempel in zijn „Macht en economische wet” geschreven, bleef onweerlegd.
Niet alleen welk deel ieder als resultaat van de econ. werkzaamheid ten slotte krijgt, maar ook de plaats, die op elken trap van de econ. werkzaamheid door ieder wordt ingenomen, wordt voor een zeer groot deel door die macht als zelfstandige categorie bepaald. Macht van de overheid en macht van de maatschappelijk-economische groepen.
Het is dus van maatschappelijk-economisch standpunt van het grootste belang: hoe de macht verdeeld is en hoe zij, uit den gezichtshoek van objectieve doelmatigheid, verdeeld moet worden. Daarmee zijn andere categorieën niet uitgeschakeld, maar tot bescheidener plaats teruggebracht, met name de waardeering.
Lit.: J. A. Veraart, Arbeidsloon; J. van den Tempel, Macht en econ. wet; E. von Böhm-Bawerk, Macht oder ökon. Gesetz, in Zeitschrift für Volkswirtschaft, Sozialpolitik und Verwaltung (1914). Veraart.