Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Maaien

betekenis & definitie

De oudste wijze van m. is wel het afsnijden van het maairijpe gewas met de sikkel. Dit werktuig laat echter slechts toe kleine hoeveelheden tegelijk te omvatten, vraagt daardoor wel minder kracht, maar doet het m. ook slechts langzaam vorderen. In Zeeland en Noord-Holland kwam m. met de sikkel (in aangenomen werk) tot voor kort nog voor.

Meer gebruikelijk was en is, vooral in het kleine bedrijf, het m. met de zicht, terwijl voor gras en klaver, in het buitenland ook voor graan, vooral de zeis aangewend wordt.Doordat de tijdsruimte tusschen het geschikt zijn om gemaaid te worden en het overrijpe stadium met kans op korrelverlies bij de granen, peulvruchten en andere gewassen vrij kort is, de weersomstandigheden om te m. daarenboven niet altijd gunstig zijn, zouden er om een groot oppervlak met sikkel, zicht of zeis op tijd te kunnen afwerken zeer veel arbeiders noodig zijn. Afgezien van de groote kosten daaraan verbonden, waren vooral in de voor graanverbouw geschikte streken arbeidskrachten schaarsch. Groote gebieden van Noord- en Zuid-Amerika, Australië, Rusland en elders zouden dan ook voor den landbouw nooit zoo snel ontsloten zijn, indien de machine er niet geweest was om het werk van den arbeider in deze over te nemen.

Maaimachine. In den maaiwagen der Kelten, een wagen, aan de achterzijde voorzien van ijzeren tanden, door ossen door het rijpe graan geduwd, waarbij dan de aren werden afgetrokken en in den wagenbak vielen, vindt men reeds een voorlooper van de maaimachine. Bij de pogingen om den handenarbeid door de machine te vervangen, heeft men, zooals ook bij het dorschen en zaaien het geval was, zich bij de constructie der machine oorspr. gebaseerd op een nabootsing van den handenarbeid. Totdat Ogle op het idee kwam om de zaag voor het afsnijden van het graan te benutten en Bell in 1826 daarvoor twee snel over elkaar heen bewegende zagen gebruikte. Obed Hussey verving daarna de onderste zaag door een balk met vingers, de „vingerbalk”, waarin spleetvormige openingen, door welke openingen het bovenste zaagblad snel heen en weer kon bewegen. De maaimachine was nu uitgevonden en werd in de volgende jaren vooral door McCormick ten zeerste geperfectionneerd.

Het mes van het snijwerk of messenbalk is door middel van een drijfstang verbonden aan een krukas, die via een dubbel stel tandraderen (meest stofdicht afgesloten en in een oliebad loopend) haar snel heen- en weergaande beweging ontleent aan een of beide loopwielen der machine. De vingerbalk is scharnierend verbonden aan het gietijzeren frame der machine en kan door middel van stelhefboomen (met de hand en den voet te bedienen) geheel of gedeeltelijk opgeheven worden, bijv. wanneer de machine over den weg rijdt. Hij kan eveneens van voren hooger of lager gesteld worden om bijv. oneffenheden in het land, steenen, molshoopen, e.d. te passeeren. In werking, dus in horizontalen stand, steunt de vingerbalk op een tweetal glijschoenen (binnenste en buitenste). Tusschen het eerste en tweede stel tandraderen van het drijfwerk bevindt zich een klauwkoppeling, waardoor het mogelijk is door middel van een hand- en voethefboom het snijwerk in- en uit te schakelen.

Bij de grasmaaimachine is aan het uiteinde van den vingerbalk een staaf of schoen bevestigd, die het af te snijden gras van het overige scheidt, alsmede een bord, hetwelk het afgesnedene tot een zwad bijeenbrengt en daardoor vrije baan maakt voor de wielen der machine voor een volgenden omgang. Door aan de grasmaaimachine een aflegapparaat aan te brengen, kan deze tevens geschikt gemaakt worden om graan te maaien (graanmaaimachine). Achter den vingerbalk en om dezen draaibaar is een uit latten samengestelde tafel (schovenbord) bevestigd. Aan de machine is verder een zitplaats voor een arbeider aangebracht, die met behulp van een hark of stok de afgesneden halmen op de schuin omhoog staande tafel schuift, die hij daarna, zoodra een schoof van voldoende dikte bij elkaar is, met behulp van een voethefboom achterwaarts laat vallen. De stoppels, die door de latten omhoog steken, doen de schoof van de tafel glijden, waarna deze weer in schuinen stand omhoog gebracht wordt. Ook zijn er graanmaaimachines, waarbij de machine zelf door middel van een draaiend stel harken, die tevens het graan tegen den messenbalk drukken, de afgesneden halmen in bossen ter zijde schuift. Gewoonlijk is bij deze „zelfafleggers” slechts één drijfwiel aanwezig, hetwelk ook via een verticale as de harken beweegt, terwijl een tweede kleiner wiel den vingerbalk met het schovenbord aan de vrije zijde ondersteunt. Bij dit soort machines moeten de gevormde schoven direct achter de machine door binders of bindsters gebonden worden. Wil het maaien vlot verloopen, dan zijn voor dit werk nog vrij veel handen noodig, vandaar dat, vooral in de grootere bedrijven, hoe langer hoe meer gebruik gemaakt wordt van den zelfbinder. In één arbeidsgang wordt nu het graan gemaaid en tevens machinaal gebonden. De vleugels van een houten haspel drukken het graan tegen het snijwerk der machine en leggen de afgesneden halmen op een achter het snijwerk horizontaal loopend doek zonder eind. Dit voert de halmen naar een schuin omhoog loopenden elevator, bestaande uit twee doeken zonder eind, waartusschen de halmen over het groote drijfwiel heen op het zgn. platform gebracht worden. Sikkelvormige stalen vingers grijpen de halmen, waarvan de stoppeleinden glad gestreken worden en duwen ze tegen een scharnierenden hefboom. Zoodra de schoof een bepaalde dikte bereikt heeft, duwt zij den hefboom omlaag, tegelijkertijd treedt dan door een opening in het platform een halfcirkelvormige naald naar voren en legt een henneptouw om de schoof. Een vernuftig geconstrueerd knoopapparaat vormt nu in het touw een lus, trekt de uiteinden door deze lus, waarna het touw wordt afgesneden en de schoof op zij uit de machine wordt geworpen. De gecombineerde maai-dorschmachine of combine, welke de laatste jaren in het grootbedrijf van Noord- en ZuidAmerika, Rusland, Wieringermeerpolder ingang heeft gevonden, maakt het mogelijk om het graan in één arbeidsgang te maaien en tevens te dorschen. Wil deze machine goed werken, dan moet het graan doodrijp zijn, waardoor vrij groot korrelverlies plaats heeft. Zij vindt tot nu toe dan ook in hoofdzaak toepassing in het min of meer extensieve graanbedrijf in streken met droge zomers, waar de beschikbare arbeidskrachten schaarsch zijn en men aan het stroo weinig waarde toekent.

Kan een arbeider met de sikkel 1/10 en met de zicht ¼ ha in één dag maaien, de machine maakt het mogelijk om in denzelfden tijd 3-6 ha af te werken.

Lit.: Vormfelde, Landmaschinen (1930). Dewez.

< >