1° Een der acht lijfwachten van Alexander den Grooten; zoon van den Thessaliër Agathocles. * ca. 355 v. Chr., ✝ 281. In de eerste alg. verdeeling van het rijk bekwam hij Thracië, waarvan hij zich tot koning uitriep (306); verbonden met Ptolemaeus en Seleucus versloeg hij Antigonus te Ipsus (301).
Hij breidde zijn gebied tot in Macedonië en Paeonië uit, doch sneuvelde in een treffen met Seleucus in Phrygië V. Pottelbergh.2° Zoon van Ptolemeus, vertaalde den Purimbrief, dien Dositheus naar Egypte bracht, in het Grieksch (Esth. 11.1).
3° Broeder van den hoogepriester Menelaus, die zich herhaaldelijk aan den tempelschat vergreep en daarom door de Joden gedood werd (2 Mac. 4.39-42).