1° Muziekinstrument uit Oud-Griekenland, verwant met de kithara. De snaren, die met plectrum getokkeld werden, waren meestal 7 in aantal; men had echter ook de 11-snarige l. De stemming was pentatonisch, wat niet wegneemt, dat door bijz. middelen van bespeling ontbrekende tonen (ook chromatische) konden worden voortgebracht.
2° (Ook lira) Veelsnarig strijkinstrument, ontstaan ca. 1500, komt voor als l. dibraccio (arm-lyra), l. di gamba (knielyra) en archi-viola da lira, of lirone, de contrabas van deze soort. Ook de bariton behoort tot de familie der l. Alle hadden, naast de snaren, die over de greepplank liepen, een tweetal bourdonsnaren. Uit den l.-vorm is de viool ontwikkeld.
3° Voor draai-lier, → Veille.
4° Een zgn. klokkenspel van stalen staafjes, in gebruik bij militaire muziekkorpsen; dankt zijn naam aan den lyra-vorm.
5° → Lyragitaar; Lyravleugel. de Klerk