Bijbelsche en Grieksche naam van een stad, in het O. Test. Lod geheeten, en gelegen in het stamgebied van Benjamin, N.W. van Jerusalem aan den weg naar Jaffa.
Ofschoon het reeds in Egypt. teksten vermeld schijnt, speelde het in de gesch. van het O. Test. geen roi van beteekenis. Tot 145 v.
Chr. aan Samaria behoorend, werd het bij Judea ingelijfd, en hoofdstad van een toparchie. St. Petrus genas er den lamme Eneas (Act. 9.32-35).
Sinds Septimus Severus werd L. Diospolis genoemd, een naam, die zich echter niet kon handhaven, daar de Arabieren op den ouden naam der stad teruggrepen en haar Loedd noemden. Nadat het zetel van een rabbijnenschool geweest was, werd het in de 4e eeuw bisschopsstad; over de aldaar gehouden synode tegen Pelagius, zie → Diospolis.
In Arab. tijd verviel de stad, en na een tijdelijke opleving gedurende de Kruistochten werd ze 1191 door Saladijn verwoest. In L. werd St. George met den draak bijzonder vereerd; aan hem zijn twee kerken toegewijd: een Byzantijnsche (nu moskee) en een gedeeltelijk bewaarde basiliek der Kruisvaarders, nu in bezit der Gr.-Orthodoxen.
A.v. d.Born