Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Luzern

betekenis & definitie

1° Kanton, in het midden van Zwitserland gelegen, begrensd door de kantons Aargau, Zug, Unter Walden, Bern en Solothum. Opp. 1 492 km2; ca. 190 000 inw. (82 % Kath.). Middelen van bestaan: veeteelt, landbouw (granen), vruchtenteelt, wijnbouw, handel en vreemdelingenverkeer.

2° Hoofdplaats, van het gelijknamige Zwits. kanton, aan de monding van de Reussin het Vierwoudstedenmeer; ca. 47 600 inw. (70 % Kath., 23 % Prot.). De oude stad ligt rechts en de nieuwe stad links van de Reuss. Vanuit L. heeft men een mooi gezicht op den Rigi, den Pilatus en de Urner- en Engelberger Alpen. Bezienswaardigheden zijn o.a. het Rathaus (16e eeuw), de Hof- of Stiftskirche St. Leodegar, die na den brand van 1633 werd herbouwd; de oude stadsmuren; verder de beroemde „leeuwen” van L., een gedenkteeken van Thorwaldsen voor de in 1792 in Parijs gevallenen van de Zwits. Garde bij de verdediging van de Tuilerieën. Naast dit gedenkteeken ligt de Gletschergarten, waar allerlei sporen van vergletsjering, zooals erosieketels, gletsjerkrassen, enz., te zien zijn. De Kapellbrücke en Speuerbrücke over de Reuss dateeren uit de middeleeuwen. Veel oude huizen. Weinmarktbrunnen (1481). L. heeft veel vreemdelingenverkeer en is het uitgangspunt van de St. Gotthardbaan. Comijn

< >