Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lupus (persoon)

betekenis & definitie

1° (de Woulf) Christiaan, Augustijn. * 17 Juni 1611 te Ieperen, ✝ 10 Juli 1681 te Leuven. L. is stellig de beroemdste der Belg. Augustijnen en een der geleerdste mannen van zijn eeuw.

Nauwelijks priester, onderwees hij de wijsbegeerte te Keulen, waar hij de achting en vriendschap won van den nuntius F. Chigi, den lateren paus Alexander VII. Van 1640 af doceerde hij de theologie te Leuven, waar hij nadien den doctorstitel verwierf.

Men verhaalt, dat hij dagelijks 15 uren studeerde; geen enkel boek ontsnapte aan zijn weetgierigheid en al wat hij las, bleef hem bij. Men noemde hem dan ook „De wandelende bibliotheek”. In 1655 vertrok hij naar Rome, waar hij in zoo hoog aanzien stond, dat de paus hem tot zijn bisschop-sacrista wilde maken; doch L. wees het aanbod nederig van de hand.

Te Leuven teruggekeerd in 1660, werd hij aan de univ. benoemd tot leeraar in de theologie. Later werd hij uitgeroepen tot deken dezer faculteit en tot koninklijk leeraar. In 1676 kozen zijn Ordebroeders hem tot provinciaal der Keulsch-Belgische provincie, welke hij om haar uitgestrektheid in tweeën splitste (1679).

Twee jaar nadien stierf hij heilig in het Leuvensche klooster. Zijn werken verwierven hem grooten roem. Hij schreef uitvoerig over wijsbegeerte, godgeleerdheid, kerkrecht en kerkgeschiedenis.

De geleerde Holstenius verklaarde niemand te kennen, die zoo kundig was in de kerkgeschiedenis als Lupus. Zijn werken, eerst uitgegeven in onze Westelijke streken, werden van 1724-’29 heruitgegeven te Venetië in 12 dln. of 6 vol. in folio.Lit.: Foppens, Bibliotheca Belgica (I, 170-173); archief der Augustijnen te Gent. A. v. d. Born O.E.S.A.

2° Petrus, → Wolf (Petrus).
3° Rutilius, → Rutilius.

< >