Romeinsch staatsman en veldheer. * 138 v. Chr. uit patricisch, maar verarmd geslacht, ✝ 78 v. Chr. Zijn eerste bekendheid verwierf hij in dienst van zijn lateren vijand Marius bij den oorlog tegen Jugurtha in 107, toen hij door stoutmoedig optreden de uitlevering van dezen wist te verkrijgen.
Hij was toen quaestor. Na den veldtocht tegen de Kimbren en Teutonen werd hij praetor. Daarna stadhouder in Cilicië. In hem zag weldra de Senaat den juisten man om Marius met zijn volkspartij en hun eischen te temmen.
Sulla aanvaardde die rol. Hij kreeg de opdracht den door Marius begeerden veldtocht tegen Mithridates te leiden. Marius liet zich door het volk dezelfde taak toevertrouwen.
S. die reeds naar het Oosten op weg was, keerde terug, en Marius ontkwam ternauwernood aan zijn wraak.
Dan overwon S. den buitenlandschen vijand, en ondernam in 83 te Rome de groote afstraffing. Duizenden en nogmaals duizenden werden gedood of verjaagd en met verbeurdverklaring hunner goederen getroffen. Zijn trouwe soldaten voeren daar wél bij. Zelf liet hij zich tot dictator benoemen.
Den Senaat gaf hij, bij de wet, veel grootere bevoegdheid, die hij aan het volk ontnam. In 79 legde hij zijn macht vrijwillig neer, en trok zich terug om feest te vieren. Reeds het volgende jaar stierf hij.
Als de één hem een moordzuchtig monster noemt, en de ander een voorbeeldeloos wellusteling, en de derde (Mommsen) een staatsman van den allereersten rang, dan behoeven ze elkander nog niet tegen te spreken.
Het was alles waar in dezen bijzonderen man. Slijpen.