Toestel, dat dient om een hoeveelheid lucht (of ander gas, gasmengsel) uit een afgesloten ruimte te verwijderen. De werkingen van de oudere l. berusten op het principe van Otto von Guericke, volgens hetwelk een bepaalde hoeveelheid gas van de te evacueeren ruimte afgescheiden wordt, om daarna, hetzij volgens de zuig-, hetzij volgens de verdringingsmethode, aan het voorvacuum of aan de atmosfeer toegevoerd te worden. Bij al deze toestellen was een volkomen afscheiding tusschen voorvacuum en hoogvacuum noodzakelijk, hetwelk bij de mechanische pompen door goed sluitende zuigers en kleppen, bij de kwik- en oliepompen door vloeistoffen bereikt werd.
Tal van bezwaren waren het gevolg van deze noodzakelijke afsluiting. Het onderzoek nu van den moleculairen toestand der gassen door Knudsen (1911) en Gaede (1913), deed laatstgenoemde een geheel nieuwen weg inslaan.Het „pompen” geschiedt nu op geheel andere wijze. Bij de moleculaire l. van Gaede (1913) is de wrijving de drijvende kracht (fig. 1). Daar volgens de kinetische gastheorie de inwendige wrijving onafhankelijk is van den druk, zal de werking van deze pomponafhankelijk van den druk zijn. Een metalen cylinder A, die juist kan draaien binnen een tweeden, coaxialen cylinder B, waarin twee sleuven n en m zijn aangebracht, sleurt de luchtmoleculen door de wrijving van de eene sleuf naar de andere, en aldus uit de hoogvacuum-ruimte naar voorvacuum en amosfeer.
De kwikdampstraalpompen berusten op de diffusie van gassen. Fig. 2 geeft het beginsel aan. Een straal waterdamp blaast door de buis AB. C is een wand van poreuze aarde, terwijl bij H het te evacueeren vat wordt aangesloten. Waterdamp diffundeert nu van links naar rechts door de poreuze laag C, en wordt door een of andere afkoelingsinrichting gecondenseerd in D. Tegelijkertijd diffundeert van rechts naar links lucht door C, komt in buis AB en wordt daar door den waterdampstraal snel weggevoerd. Het resultaat is, dat de druk bij H daalt en ten slotte een zeer lage waarde aanneemt. Van wezenlijk belang is hier de grootte van de openingen in den scheidingswand: het „diffusiediafragma”. Experimenten en theorie wezen uit, dat een spleetvormig diafragma de gunstigste werking gaf. Verder werd voor den wegblazenden damp niet watermaar kwikdamp gekozen.
Een nog snellere werking heeft de condensatiepomp van Langmuir (1916). In plaats van de diffusie door een spleet, past hij het principe van den ejector toe. Verder zorgt hij door een voorvacuum en een flinke afkoeling van den wand, dat de kwikmoleculen hierop terstond condenseeren en dus niet meer, opnieuw verdampend, een beletsel kunnen zijn voor de gasmoleculen om in den dampstraal binnen te dringen (fig. 3). Door buis A (fig. 2) gaat in de richting van den pijl een straal kwikdamp, die aan den wand van buis B, door stroomend water in K afgekoeld, gecondenseerd wordt. Het gecondenseerde kwik kan door D naar het kwikvat terugvloeien. Bij V is het voorvacuum aangesloten en bij H het vat, dat geëvacueerd moet worden. Wanneer nu het voorvacuum laag genoeg is, m.a.w. wanneer het aantal botsingen tusschen de gasmoleculen zeer gering is, zullen de kwikdampmoleculen evenwijdig gericht de hoogvacuumruimte passeeren, aan de gasmoleculen een snelheidscomponent naar omlaag gericht meedeelen en zoodoende deze aan het voorvacuum toevoeren.
Combinaties van beide principen vindt men in de diffusiecondensatiepomp van Gaede (1917), een pomp, waarbij bijna het volmaakte bereikt is. De pompen van Langmuir en Gaede worden ook in staal uitgevoerd en spelen een wezenlijke rol in de hoogvacuumtechniek.
Voor deze en andere pompen en de theoretische grondslagen ervan zij verwezen naar de literatuur.
Lit.: W. Gaede, Die Molekularluftpumpe (in Ann. de Phys. 41, 1913, 337); id., Die Diffusion der Gase durch Quecksilberdampf bei niederen Drucken und die Diffusionsluftpumpe (in Ann. d. Phys. 46, 1915, 357); I. Langmuir, A high vacuum mercury vapor pump of extreme speed (in Phys. Rev. 8, 1916, 48). Uitv. beschrijving en lit. opg. in Jos. ter Heerdt, Overzicht v. d. theorie en de toepassingen van gassen, enz. (diss., 1923); id., Nwe toest. in: De Natuur (Mei 1924).
ter Heerdt.