of vergrootglas. De l. is in principe een convergeerende lens en dient om den gezichtshoek, waaronder een voorwerp waargenomen wordt, te vergrooten. De l. vormt van het voorwerp een virtueel, vergroot, rechtopstaand beeld of geeft van elk punt van het voorwerp een evenwijdigen lichtbundel in het oog.
In het laatste geval bedraagt de vergrooting a.d (a = afstand v. h. nabijheids-punt in m; d = sterkte van de lens in dioptrieën). Voor sterkere vergrootingen (tot 40-voudige) gebruikt men samengestelde loupen, waarbij de mogelijkheid van correctie voor beeldfouten [zie artikel ➝ Afbeelding (in de natuurk.)] aanwezig is. Rekveld.