zijn twee termen met veel overeenstemming, doch beide hebben elk voor zich niettemin toch wel een eigen beteekenis.
Loonpeil wordt gebruikt ter aanduiding van de hoogte van het loon in het algemeen en tot vergelijking daarvan in het huidige en in een voorgaand tijdperk en voorts ook met de loonhoogte elders. In dien zin duidt men het loonpeil in de groote steden hooger dan in plattelandsgemeenten en in Nederland hooger dan in de Balkanlanden. Zoo is er ook groot verschil in loonpeil thans en voorheen. Het verschil in loonpeil is ook van beteekenis in de econ. betrekkingen tusschen de verschillende landen. Tusschen België en Ned. is dit reeds het geval, want ondanks veel overeenstemming, ligt toch in Ned. het loonpeil beduidend hooger, zoowel nu als voorheen. Wat niet zeggen wil, dat in België de welvaart evenredig lager ligt, maar wél, dat het in de ruilverhoudingen van invloed is.
Duidt dus loonpeil op de loonverhoudingen in het algemeen, in afwijking daarvan spreekt men meer van loonstandaard, wanneer het contractueel bepaalde of algemeen erkende en gebruikelijke loonregelingen in de afzonderlijke beroepen betreft. Het woord heeft een meer definieerend karakter van de onderling uiteen loopende regelingen binnen het algemeene loonpeil. Veelal is het standaard loon, in verband met locale omstandigheden, plaatselijk begrensd. In collectieve arbeidsovereenkomsten, alsmede ook in de loonregelingen voor het overheidspersoneel, worden niet alleen vier of meer gemeenteklassen bepaald, maar ook het noodige aantal loongroepen, overeenkomstig den aard en de beteekenis der arbeidsverrichtingen. Aldus gedefinieerd, vormen deze bepalingen met elkaar den loonstandaard, als o.m. in de bouwvakken, de graphische vakken enz. Overigens is de loonstandaard niet zóó absoluut, dat er nooit van zou worden afgeweken. Een voorbeeld daarvan is het bouwbedrijf, waarin enkele jaren na den Wereldoorlog niet zelden het dubbele standaardloon werd betaald, terwijl tijdens de latere stagnatie het loon practisch even dikwijls daarbeneden daalde. Het behoeft wel geen betoog, dat de feitelijke loonstandaard in belangrijke mate door de econ. omstandigheden wordt bepaald. Kuiper.