of looizuur noemt men de verbindingen, die in water oplosbaar zijn, een adstringeerenden smaak hebben, met ijzerzouten donkerblauwe of groene neerslagen geven, bij de leerlooierij (➝ Leder) de bloot in leder omzetten en eiwitten uit hun oplossingen neerslaan. Zij zijn veel verspreid en worden onderverdeeld in: bast- en houtlooistoffen, uit den bast of het hout van verschillende boomen, eik, den, spar, wilg enz.; vruchtlooistoffen, uit myrabalanen, divi-divi-valonea e.a.; bladlooistoffen, uit bladeren en dunne takjes van allerlei rhussoorten; wortellooistoffen en gallooistoffen. Chemisch zijn ze verwant met drie verbindingen, het catechine, het ellagzuur en het ➝ tannine (tannol), waarvan de laatste verbinding het meest bekend is.
L. wordt gebruikt in de geneeskunde, de leerlooierij en bij de inktfabricage. Voor kunstmatige looistoffen, zie ➝ Neradolen. Hoogeveen.