Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Longslakken

betekenis & definitie

(Pulmonata), buikvoetige dieren, waarbij de mantel, zooals alle slakken dien bezitten, een longholte vormt. In den wand daarvan verloopt een netwerk van bloedvaten; de lucht treedt toe door een ademopening, waarvan het dier de grootte regelt naar gelang van de zuurstofbehoefte. Nadat het bloed zuurstof heeft opgenomen stroomt het naar het hart, dat het door het lichaam pompt.

Bij de land -longslakken (Stylommatophora) zitten de oogen op den top der voelhorens (wijnbergslak, wegslak, heesterslak, tuinslak); bij de water-longslakken (Basommatophora) zitten deze aan de basis der voelhorens (poelslak, schijfslak). Laatstgenoemde soorten moeten om de longlucht te ververschen geregeld aan de oppervlakte van het water komen. Voor palaeontol. gegevens, zie ➝ Slakken. Zie ook ➝ Gastropoda.M. Bruna.

< >