Ook litteraire taal of cultuurtaal, is de naam voor den hoogsten en meest gestyliseerden vorm van taalgebruik, wel eens (minder passend) schrijftaal genoemd. Als draagster van een fijner genuanceerd gevoels- en geestesleven is de l. veelal rijker aan abstracta, aan ontleende woorden, aan voegwoorden en archaïsmen. In bepaalde cultuurperioden ontaardt ze wel eens tot gekunsteldheid en maniërisme: bijv. in de ➝kenningar der Skaldenpoëzie, het concettisme en de preciositeit der latere Renaissancisten, de overladenheid van den Barokstijl, enz.
Lit.: A. Counson, in Germanisch-Romanische Monatsschrift (1913, 159 vlg.); Meillet, in Linguistique hist. et linguist. gén. (1921, 110-129); H. Naumann, in Jahrb. f. Philol. (I, 63 vlg.). Baur.