Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lippi

betekenis & definitie

1° Filippino, Ital. schilder; zoon van 2°. * Ca. 1457 te Prato, ✝ 18 April 1504 te Florence. Als 13-jarige knaap reeds in de leer bij zijn vader, daarna bij Don Diamante te Florence. Hier kwam hij vooral sterk onder invloed van Botticelli.

Zijn kunst ontwikkelde zich echter toch zeer persoonlijk en al spoedig vielen hem belangrijke opdrachten ten deel, o.a. altaren en fresco’s. Hij is een der leidende figuren der Ital. Renaissance en in zijn nog vrij talrijk bewaarde schilderwerken (vooral te Florence) vinden wij gratie en liefelijkheid samen gaan met groote kracht.

Bijna uitsluitend koos hij religieuze onderwerpen. Hij werkte eenige jaren te Rome. Van geen andere Ital. tijdgenoot zijn ons zoovele teekeningen bewaard.Lit.: P. G. Konody, Fil. L. (1908); v. Marle, Ital. School of Paintings (X). Schretlen.

2° Fra Filippo, schilder; vader van 1°. * Ca. 1406 te Florence, ✝ 9 Oct. 1469 te Spoleto. Werd in 1421 Carmeliet, doch leidde een vagebondeerend en loszinnig leven. Hij werd door paus Pius II van zijn geloften ontslagen met verlof om te huwen. L. was een der hoofdfiguren der Ital. schilderkunst. Zijn kunst is zeer zelfstandig en heeft naar vele zijden haar invloed doen gelden. Een der kenmerken is frissche, groote kracht; daarbij verstond hij het meesterlijk omvangrijke composities met vele figuren te scheppen, waarin een weloverwogen rhythme de aandacht trekt. Zijn figuren zijn beweeglijk, vol leven, veelal bezield met vromen ernst; in de expressie, zoowel van gelaat als van houdingen, tast hij zeer diep. Veelal is een verwantschap met fra Angelico vast te stellen, maar L. is meer realist en hij streeft meer naar monumentaliteit. Tijdens zijn leven viel hem reeds groote waardeering ten deel, wat blijkt uit de talrijke en gewichtige opdrachten hem gegeven. Vele zijner fresco’s en altaarwerken zijn ons bewaard, vooral te Florence en in de voornaamste musea (Londen enz.).

Lit.: H. Mendelsohn, Fra F. L. (1909); v. Marle, Development Ital. schools of paint. Schretlen.

3° Francus, Zalige, Carmeliet. * 3 Dec. 1211 te Grotto bij Siena, ✝ 11 Dec. 1291 te Siena. Hij leidde eerst een losbandig leven, werd blind en kwam daardoor tot inkeer. Bij een bedevaart naar San Jago di Compostella werd hij van zijn blindheid genezen. Hij leidde sindsdien in Siena een buitengewoon streng en boetvaardig leven, waardoor hij ook anderen tot bekeering bracht. Door een verschijning van Maria tot de Orde van Carmel geroepen, trad hij daar in als leekebroeder. Hij wordt in de Orde vooral vereerd als een voorbeeld in het onderhouden van het stilzwijgen. Hij werd in 1308 door paus Clemens V zalig verklaard. Feestdag 11 December. Brandsma.
4° Lorenzo, Ital. dichter en schilder. * 3 Mei 1606 te Florence, ✝ 15 April 1664 aldaar. Als schrijver volgde hij het voorbeeld van Tassoni in zijn comisch epos II malmantile racquistato (posthuum verschenen 1676), waaruit Boileau eenige procédé’s overnam voor zijn Lutrin. Als schilder volgde L. de manier van Santi di Tito. Zijn Christus aan het kruis (Uffici), zijn Triomf van David en zijn Christus en de Samaritaansche vrouw (Weenen) zijn vooral gewaardeerd.

Lit.: Arnaldo Alterocca, La vita e l'opere poetico e pittorico di L. L. (1914). Ulrix.

< >