(Turdidae), een familie der zangvogels. Van dit heterogene gezelschap, waartoe tapuit, paapje, roodstaarten, nachtegalen, roodborst en heggemusch en de eigenlijke lijsters behooren, is het niet gemakkelijk gemeenschappelijke kenmerken op te geven. Het loopbeen is bekleed met een schild uit één stuk; de snavel is slank met iets naar beneden gebogen punt; de neusgaten zijn onbedekt.
De vleugels der lijsters reiken halverwegen den staart. L. zijn meerendeels goede zangers. Het voedsel bestaat uit insecten, slakken, wormen, bessen, vruchten en zaden.
De voornaamste soorten van de eigenlijke l. zijn: groote lijster, zanglijster, beflijster, kramsvogel, merel, koperwiek, Naumann’s lijster en Siberische lijster. De groote lijster (Turdus viscivorus) is de grootste der l. in deze streken; lengte 26 cm, staart 9 cm; van boven lichtgrijs met olijfkleurige tint, van onder wit of geelachtig met bruine vlekken; leeft in N. en midden-Europa en Azië tot den Himalaja, overwintert in Z. Europa, N.
Afrika en Iran; in onze streken stand- en trekvogel. Bernink.