Lijnolie wordt verkregen uit lijnzaad, dat van vlas (linum usitatissimum) afkomstig is. De voornaamste producenten zijn Rusland en Argentinië. Het zaad wordt zoo goed mogelijk gezuiverd, geplet en daarna bij ong. 25° C uitgeperst.
De olie bevat slijm, dat men door lang staan kan laten bezinken (standolie) of door centrifugeeren kan verwijderen. L. wordt ook door extraheeren uit het zaad verkregen. Ze bevat veel linoleenzuur en is daardoor het prototype van een drogende olie, die zuurstof uit de lucht opneemt.
Hierbij treedt coagulatie en oxydatie op en er ontstaat een rubberachtige massa. De eigenschap zuurstof op te nemen wordt versterkt door tal van stoffen als mangaanoxyde, cobaltverbindingen e.a., die siccatieven worden genoemd. De vorming van een taaie, sterk weerstand biedende laag maakt lijnolie zeer geschikt voor verwerking tot olievernis en olieverf, terwijl men ook bij de bereiding van linoleum hiervan gebruik maakt.
L. kan na goed raffineeren of na → harden tot een goed eetbaar product worden omgezet. Groote hoeveelheden der mindere kwaliteiten dienen voor de fabricage van zachte zeep, terwijl geharde l. ook voor harde zeep wordt gebruikt. Verder dient het voor de bereiding van → faktis.
Hoogeveen.