Het doode organisme, in het bijzonder van mensch of dier. Tot de verschijnselen, die zich na den dood voordoen, behooren: het afkoelen van het lichaam; de ophooping, onder invloed van de zwaartekracht, van bloed in de lager liggende deelen van het lichaam, waarbij vorming van roodblauwe vlekken optreedt; het stollen van het bloed; verstijving der spieren. De stijfheid van het l. duurt tot aan het begin van het ontbindingsproces, ca. 1½ á 3 dagen na den dood.
De snelheid van het ontbindingsproces houdt verband met den luchtaanvoer en met temp. en vochtigheid van de omringende lucht. Het ontbindingsvocht uit de blazen, die zich nu aan de huid vormen, is hoogst gevaarlijk door de aanwezigheid van microben en vergiften (→ Lijkenalkaloïden). De zachte deelen van het l. verdwijnen doorgaans in 2 à 3 jaren, kraakbeen en pezen in ca. 5 jaar en langer, de beenderen kunnen eeuwen lang bewaard blijven.
Zie verder, behalve de samenstellingen met Lijk-, nog onder → Balsemen; Doodsteekenen; Mummificatie.