Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Libellen

betekenis & definitie

(Odonata) of waterjuffers, orde van insecten, waarvan meer dan 50 soorten in Ned. voorkomen. De l. hebben twee paar glasachtige, netvormig geaderde vleugels, die fraai iriseeren, een kop met bijtende kaken en groote facetoogen, en een langgerekt, beweeglijk achterlijf. Men vindt ze overal waar water is; zij vangen in de vlucht hun prooi, welke bestaat uit kleine insecten.

De grootere soorten of glazenmakers worden tot 70 mm lang en behooren tot de geslachten Aeschna (waaronder de blauwe glazenmaker of blauwe libel) en Libellula. Soorten van het laatste geslacht treden vaak in zwermen op. Hetzelfde verschijnsel vindt men bij de kleinere echte l.. waarvan de bekendste soort is het juffertje (Agrion pulchellum). waarbij de bovenzijde zwart is met blauwe dwarsbanden.De larven der l. leven in het water en voeden zich met kleine dieren. Die der glazenmakers ademen door zgn. tracheekieuwen, waarin fijnvertakte luchtbuizen de zuurstof aan het water onttrekken. Men vindt deze in den wand van den einddarm; door rhythmische spiercontracties daarvan wordt geregeld versch water aangevoerd. Treden deze snel op, dan zwemt de larve door de reactiekracht van het uitstroomende water vooruit. Lit.: J. Th. Oudemans, De Nederlandsche Insecten (1900); F. Grosz, Odonata. Biologie der Tiere Deutschlands (afl. 30, dl. 33, Berlijn 1930).

< >