Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Levieten

betekenis & definitie

In ruimeren zin alle personen van den stam Levi, die allen geroepen waren tot den eeredienst van Jahwe, sinds de oudste tijden. Dit voorrecht was hun door God geschonken om de trouw bij den Sinaï getoond aan Zijn dienst (Ex. 32.26). In meer beperkten zin zijn ze diegenen uit den stam Levi, die niet van Aäron afstammen en alleen voor de lagere bedieningen als helpers der priesters zijn bestemd.

Volgens de boeken der H. Schrift gaat deze organisatie terug tot Moses (Ex. 38.21; Num. 3.11; 26.62 enz.). In verband met de Pentateuch-critiek beschouwde de critische school de voorstelling van den Bijbel als een vervalsching der feiten.

Het onderscheid tusschen Levieten en Levietische priesters zou door Ezechiël zijn doorgevoerd. Deze meening is niet te houden. De werkzaamheden der Levieten hebben zich in den loop der geschiedenis sterk vermeerderd, zoodat ook hun invloed toenam.

Koning David verdeelde ze in vier groepen en elke groep in 24 klassen, die telkens van dienst verwisselden. Omdat de L. bij de verdeeling van Canaan geen bezit ontvangen hadden, gaf Josue aan hen als woonplaats de zgn. ➝ Levietische steden. Zij leefden van de opbrengst der voorgeschreven tienden en van de offergaven der Israëlieten. De naam Leviet werd in later tijd in de liturgie ook gebruikt voor de diakens (gelijk heden nog in de wijdingsgebeden), als toegewijd aan den dienst van Gods Kerk.

< >