Ned. staatsman. * 28 Oct. 1795 te Den Bosch, ✝ 29 Oct. 1873 te Hyères (Fr.). Was aanvankelijk werkzaam als advocaat en bij de rechterlijke macht, kreeg in 1847 zitting in den Raad van State. In 1848 werd L. minister van R.K.
Eeredienst in het ministerie Schimmelpenninck. Ook van het ministerie De Kempenaer (1848-’49) maakte hij deel uit, eerst als min. van R.K. Eeredienst en daarna van Buiten l.
Zaken en (tijdelijk) van Justitie. L. genoot in hooge mate het vertrouwen van Willem II, die hem in 1848 met bijz. volmachten naar Limburg zond, toen hier een beweging ontstond tot aansluiting bij Duitschland. Ook bij Willem III, dien hij bij het plotseling overlijden van Willem II uit Engeland afhaalde, stond hij zeer hoog in aanzien.
Hoewel L. als Katholiek niet practiseerde, stond hij menigmaal krachtig, hoewel niet steeds feilloos, voor de Kath. belangen op de bres. Bij de vorming van het tweede ministerie Van Hall (1853-’56), dat de → Aprilbeweging „bevrediging” moest brengen, aanvaardde L. andermaal de portefeuille van R.K. Eeredienst.
Dat dit kabinet ten slotte vrijwel niets deed tegen het herstel der bisschoppelijke hiërarchie, is stellig mede aan den invloed van L. toe te schrijven, die zich verzette tegen de Wet op de Kerkgenootschappen, zooals hij bij de behandeling in de Eerste Kamer verklaarde. Bij de besprekingen van de wet in de Tweede Kamer was L. niet aanwezig ; men had hem „weggewerkt” door hem met een bijz. missie bij den H. Stoel te belasten.
In Dec. 1853 werd L. benoemd tot gezant te Parijs, welke functie hij tot 1867 bekleedde. Sedert was hij ambteloos.Lit.: Albers, Herstel der Biss. Hiërarchie (1904)
Witlox, De Kath. Staatspartij (II 1927); Witlox, Studiën over het herstel der hiërarchie in 1853 (1928). Verberne.