Vlaamsch kunstcriticus. * 30 Sept. 1882 te St. Niklaas (Waas).
Promoveerde tot doctor in de Germ. philologie te Leuven, werd prof. te Gent; thans hoogleeraar aan het Instituut voor Kunstgeschiedenis te Luik, hoofdconservator van het Museum voor Schoone Kunsten te Brussel, lid van de Kon. Vl.
Academie. Schreef talrijke bijdragen over letterk. en kunstgeschiedenis.Werken: A. Rodenbach, zijn leven en zijn werk (1908); Schilderkunst en tooneelopvoeringen op het einde der M. E. (1912); De Belg. schilders in Holland. Hoe zij Holland zagen (1920); Handwoordenboek voor de bouwkunst en de oudheidkunde (1924); G. Minne (1930).