Heilige, paus (440-461), Kerkvader, Kerkleeraar. Met den Kerkleeraar Gregorius is L. de eenige paus, die „de Groote” wordt genoemd. Groot was hij inderdaad als Kerkvorst en als Kerkleeraar, in zijn bestrijding der ketterijen, in zijn verdediging en uiteenzetting der waarheid, in zijn besturen der geheele Kerk en zijn handhaven van de rechten van den Apostolischen Stoel, groot ook als een der voortreffelijkste redenaars der Kerk.
Leven. Tijdens een gezantschapsreis naar Gallië werd de aartsdiaken L. tot paus gekozen. 29 Sept. 440 werd hij te Rome gewijd, waar hij 10 Nov. 461 stierf. Krachtig bestreed hij aanstonds Manichaeën en Pelagianen in Italië, Priscillianen in Spanje. In een uitvoerig schrijven aan de Spaansche bisschoppen zet hij de dwalingen van Priscillianus uiteen. Hij veroordeelde de leer van ➝ Eutyches en zette in zijn beroemde Epistola dogmatica aan patriarch Flavianus van Konstantinopel (13 Juni 449) de ware leer omtrent de twee naturen in Christus uiteen. Hij wenschte een algemeen concilie in Italië, waar keizer Marcianus bezwaar tegen had. Toen deze in 451 het concilie van Chalcedon bijeenriep, was L. daar eerst niet mee ingenomen, maar hij zond toch gezanten en onder enorme toejuichingen werd zijn brief daar aanvaard als de zuivere weergave der Kath. leer. L. verwierp echter can. 28 van dat concilie, waarin de voorrang der Kerk van Konstantinopel boven alle kerken van het Oosten werd vastgesteld. Beslissend regelde hij den kerkelijken toestand van Gallië, N. Afrika en Illyrië. In hem treedt het primaat van Rome wel zeer opvallend naar voren, maar dat geeft volstrekt geen recht om hem (zooals van niet-Kath. zijde wel gebeurd is) als den eigenlijken stichter van het primaat en eersten werkelijken paus te beschouwen. Er zijn bewijzen te over van primaatsuitoefening in de voorafgaande eeuwen. Oefende hij het primaat uit in de practijk, de theorie van die macht zette hij herhaaldelijk uiteen in zijn preeken op de verjaardagen zijner wijding en op het feest van Petrus en Paulus. In 462 wist hij Attila bij Mantua te bewegen zich uit Italië terug te trekken en kort daarna weerhield hij Genserik van moord en brandstichting in de Eeuwige Stad, al kon hij plundering niet voorkomen. Zijn werken bestaan uit een zeer groot aantal preeken en brieven. Feestdag 11 April.
Uitg.: Migne, Patrol. Lat. (LIV-LVI).
Lit.: Régnier, S. Léon le Grand (1910); Batiffol, Le siége apostolique (1924); Seppelt, der Aufstieg des Papsttums (1931); Bardenhewer, Gesch. d. altkirchl. Lit. (IV 1924); Dict. Théol. Cath. (IX 1926). Franses.