1° Hendrik, Duitsch historicus. * 19 Maart 1799 te Rudolstadt, † 24 April 1878 te Halle. Eerst radicaal en lid van de Burschenschaft, werd hij later, onder den invloed van Herder, door conservatieve en zelfs Kath. begrippen ingenomen; hij werd prof. te Erlangen, te Berlijn (1822-’27) en te Halle (1830-’68). Zijn geschiedschrijving is die van de romantische school en hij heeft vnl. als doel het verleden te doen herleven.
Werken: o.a. Gesch. der Ital. Staaten (5 dln. 1829-’32); Zwölf Bücher niederländ. Gesch. (2 dln. 1832-’35); Universal Geschichte (6 dln. 1835-’44).
Lit.: Aus meiner Jugendzeit (autobiogr., 1880); P. Kragelin, H. L. (1908). Willaert.
2° Leonardo, operacomponist van de Napelsche school. * 5 Aug. 1694 te San Vito, † 31 Oct. 1744 te Napels. Ca. 1725 opvolger van Al. Scarlatti aan Conservatorium Sant’ Onofrio. Leerlingen o.a. Jommelli en Piccini. Behalve als operacomponist, ook belangrijk voor kerkmuziek.
Werken: 71 opera’s, oratoria, missen, instr. werken. — Lit.: Cav. G. Leo, L. L. (1905); K. Geiringer, in Zschr. f. Musikwiss. (IX 5, 1927). Piscaer.