Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lemmens

betekenis & definitie

1° Jaak Nikolaas, Vlaamsch orgelvirtuoos. * Jan. 1823 te Zoerle-Barwijs, † 30 Jan. 1881 te Zempst bij Mechelen. Studeerde aan het Conservatorium te Brussel onder Fétis en te Breslau bij Hesse; in 1849 leeraar aan het Cons. te Brussel. Verbleef herhaaldelijk in Engeland, tot hij in 1879, onder bescherming van het Belg. episcopaat te Mechelen, een school voor organisten en kapelmeesters stichtte, het thans tot hoogen bloei gekomen Lemmensgesticht.

L. heeft op de vernieuwing der orgelkunst in Frankrijk en België grooten invloed uitgeoefend; zijn bekendste leerling is Widor.Werken: orgelstukken (improvisaties, sonaten); vocale godsdienstige werken; enz. Verder een „Orgelschool” en een methode voor begeleiding v.d. Gregor. zang.

V. d. Velde.
2° Joseph Hubert Guillaume, Ned. bisschop. * 26 Juli 1884 te Schimmert. Priester gewijd in 1909, studeerde L. verder te Leuven en Rome. In 1913 utriusque juris doctor (doctor in de beide rechten). Kapelaan te Maastricht. In 1918 benoemd tot prof. in de moraaltheologie aan het groot-seminarie te Roermond. In 1932 coadjutor van mgr. Schrijnen met recht van opvolging; sinds den dood van dezen in hetzelfde jaar bisschop van Roermond.

de Haas.

3° Leonardus, Minderbroeder. * 19 Nov. 1864 te Boeket (Rijnland), † 10 Febr. 1929 te Rome. Maakte zich verdienstelijk voor de Franciscus-studie en de gesch. zijner Orde door de uitg. van bronnen en vele degelijke speciaal-studies. Hij schreef een waardevol boek over den H. Bonaventura (1909) en over de missies (1929).

Lit.: Lex. Theol. Kirche (VI).

v. d. Borne.

< >