(Lat., = bliksemlegioen), naam van het 12e Romeinsche legioen, dat in de 2eeeuw zijn standplaats had in Melitene bij de grens van Armenië. Tijdens den tocht tegen de Quaden onder Marcus Aurelius (173-174) dreigde het leger van dorst om te komen, toen een plotseling onweer met stortregen redding bracht. Spoedig ontstond de legende, dat die redding te danken was aan het gebed der Christensoldaten.
Het legioen zou daarop den naam van Bliksem legioen gekregen hebben en Marcus Aurelius zou een eind hebben gemaakt aan de Christenvervolging. Het feit van den onverwachten reddenden regen staat vast, maar eveneens, dat de keizer dank bracht aan Juppiter Pluvius en niet aan den God der Christenen. De naam L. bestond overigens reeds in de eerste eeuw.
Het blijft mogelijk, dat er meerdere Christenen in dat legioen dienden, en dat God hun gebed verhoord heeft, maar men kan niet bewijzen, dat hier een wonder heeft plaats gehad ten gunste van het Christendom, ofschoon reeds Tertullianus (25 jaar later) van het gebed van Christensoldaten spreekt.Teksten: Kirch, Enchiridion fontium hist. eccles. antiquae (Index s. v. Legio fulminatrix). Lit.: Lex. Theol. Kirche (VI 1934).