Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Ledóchowski

betekenis & definitie

1° Mieczyslaw Halka, graaf, aartsbisschop en kardinaal; oom van 2° en van Maria →Ledóchowska. *29 Oct. 1822 te Gorki (Sandomir), ✝22 Juli 1902 te Rome. Student van de Academia dei Nobili te Rome; na vele voorname ambten bekleed te hebben, werd L. aartsbisschop van Gnesen en Posen in 1865 en was zeer tegemoetkomend aan den staat. Onder den Kulturkampf verbleef L. twee jaar in de gevangenis, tijdens welke Pius IX hem tot kardinaal verhief.

Bij zijn vrijlating uit Pruisen verbannen, bestuurde hij vanuit Rome verder zijn bisdom, totdat hij om wille van den vrede in 1885 vrijwillig afstand deed. Sinds 1892 was L. prefect van de Propaganda.Lit.: Lex. für Theol. u. Kirche (VI 1934).

Beijersbergen van Henegouwen.

2° Wladimir, graaf, Jezuïet; neef van 1° en broeder van Maria →Ledóchowska. *7 Oct. 1866 te Loosdorf (Oostenrijk). Provinciaal van Gallicië; assistent van Duitschland; sinds 11 Febr. 1915 generaal-overste der Orde.

Lit.: Koch, Jesuiten-Lexicon (1085-1087).

< >