(Javaansch, Soendaasch, (lebar = ten einde, afgeloopen), naam van den eersten dag van de Mohamm. maand Sjawwâl, waarop men het einde van de vastenmaand Ramadhân viert, en daaarom ook wel op Java bakda pasa (= na de vasten) genoemd. Zie → Grebeg.
Ook het feest op den 10en van de 12e maand, Arabisch Dzoe’l-hiddjah, op Java meest Besar genoemd, waarop in het dal van Minâ bij Mekkah de offerdieren door de pelgrims worden geslacht, wordt wel lebaran genoemd, ter onderscheiding lebaran hadzjdzj. Zie →✝ Hadzjdzj.